In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.C. de Klerk, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.G. Meyboom-de Jong. De aanvraag was afgewezen op 29 november 2022, met als doel het waarborgen van het privéleven conform artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De voorzieningenrechter heeft de partijen toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen. Verzoekster vroeg om vrijstelling van het griffierecht, wat door de voorzieningenrechter werd toegewezen. Vervolgens werd er gekeken naar de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster afwoog tegen die van verweerder.
Verweerder had in een brief van 24 maart 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat de werking van het bestreden besluit niet geschorst kon worden, maar dat er overeenstemming was tussen partijen dat verzoekster voorlopig niet diende te worden uitgezet. De voorzieningenrechter heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen en de uitzetting van verzoekster tot de beslissing op het bezwaar verboden. De proceskosten van verzoekster zullen door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.