ECLI:NL:RBDHA:2023:15229
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van geldvordering in kort geding wegens onvoldoende bewijs van schade en tekortkoming in nakoming van verbouwingswerkzaamheden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en VM Bouw B.V. [eiser] vorderde een schadevergoeding van € 35.000 van VM Bouw, die hij beschuldigde van het niet nakomen van een overeenkomst voor verbouwingswerkzaamheden aan zijn woning. De procedure begon met een dagvaarding op 19 september 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 27 september 2023. Tijdens de zitting werd duidelijk dat VM Bouw op 24 april 2023 had verklaard de werkzaamheden niet verder uit te willen voeren, wat volgens [eiser] een tekortkoming in de overeenkomst betekende. De voorzieningenrechter oordeelde dat VM Bouw toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, maar dat [eiser] niet voldoende bewijs had geleverd van de schade die hij had geleden als gevolg van deze tekortkoming. De voorzieningenrechter merkte op dat de offertes van derden niet duidelijk maakten welke kosten precies nodig waren om de verbouwing af te ronden en dat er geen bewijs was dat de werkzaamheden die VM Bouw had verricht gebrekkig waren. Hierdoor kon de vordering van [eiser] niet worden toegewezen. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten van VM Bouw, die op € 2.837 werden begroot, plus nakosten.