ECLI:NL:RBDHA:2023:15227
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat door de eiser is ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel, maar verweerder had niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verweerschrift door de verweerder is ingediend en dat partijen geen zitting hebben aangevraagd. Hierdoor heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden.
De rechtbank heeft overwogen dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, maar dat het beroepschrift pas kan worden ingediend nadat het bestuursorgaan in gebreke is gesteld en er twee weken zijn verstreken na ontvangst van de ingebrekestelling. In dit geval heeft de eiser verweerder op 3 maart 2022 in gebreke gesteld, maar de beslistermijn was op dat moment nog niet verstreken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beslistermijn eindigde op 19 maart 2022, en dat de ingebrekestelling te vroeg was verzonden.
Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is op 10 augustus 2023 openbaar gemaakt. Eiser kan binnen vier weken na deze datum een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.