ECLI:NL:RBDHA:2023:15223

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
SGR 22/3540
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres en de beoordeling van de medische en arbeidskundige grondslagen door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2023, zaaknummer SGR 22/3540, wordt de beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres per 3 december 2021 door het UWV beoordeeld. Eiseres, die zich op 20 juli 2020 ziek meldde, ontving vanaf 1 september 2020 een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering omdat eiseres meer dan 65% van haar eerdere loon zou kunnen verdienen. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, waarna de rechtbank de zaak op 26 september 2023 heeft behandeld.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres in staat is om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. De verzekeringsarts B&B heeft de medische situatie van eiseres zorgvuldig beoordeeld en de rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de verzekeringsarts belangrijke aspecten van de medische situatie heeft gemist. Eiseres heeft diverse medische klachten ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts B&B voldoende gemotiveerd heeft dat deze klachten niet leiden tot een beperking in de arbeidsmogelijkheden van eiseres.

De rechtbank wijst erop dat de beoordeling van de belastbaarheid niet alleen afhangt van de subjectieve klachten van eiseres, maar ook van objectieve medische gegevens. De rechtbank concludeert dat het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht heeft beëindigd en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.854,- worden vastgesteld, en moet het UWV het griffierecht van € 50,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3540

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S.M. Posthumus),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: T. Eversteijn).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres per 3 december 2021 beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 4 mei 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en vier rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres is voor het laatst werkzaam geweest als administratief medewerkster voor gemiddeld 39,77 uur per week. Op 20 juli 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld. Zij is ziek uit dienst getreden en het UWV heeft eiseres vervolgens per 1 september 2020 een ZW-uitkering toegekend.
2. Eiseres is vanwege een medisch onderzoek in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) opgeroepen voor een spreekuur. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 3 december 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 28 april 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 september 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 3 mei 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij vindt het onderzoek van de verzekeringsarts B&B onzorgvuldig, omdat hij zonder onderzoek heeft aangegeven dat hij de klachten reëel acht, maar aangezien eiseres met het bestaan van deze klachten heeft gewerkt, geen passende beperkingen heeft vastgesteld. In juli 2017 is eiseres geopereerd in Turkije, waarbij haar maag verwijderd is. Sindsdien heeft eiseres zowel lichamelijke als mentale klachten die haar belemmeren om haar dagelijkse bezigheden te doen. Vervolgens is zij toch weer aan het werk gegaan en daarmee heeft zij haar grenzen overschreden en zijn de klachten erger geworden. In de praktijk is dus gebleken dat zij helemaal niet belastbaar is voor arbeid in verband met haar lichamelijke en mentale klachten. Eiseres heeft in bezwaar de nodige medische informatie overgelegd waar volgens haar de volgende geobjectiveerde klachten uit kunnen worden afgeleid: dumpingsklachten, bloedarmoede, gering zinktekort, laag ferritine gehalte, tekort aan vitamine B, fibromyalgie, degeneratie nek en psychische klachten. Eiseres stelt dat haar klachten zodanig van aard zijn dat deze – al dan niet in onderlinge samenhang bezien – als ontwrichtend worden ervaren. Het is voor haar dan ook onbegrijpelijk hoe de verzekeringsartsen op basis van de overgelegde medische informatie in bezwaar niet tot adequate beperkingen komen. Eiseres is het niet eens met de opgestelde FML, omdat onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen. Ook moet een urenbeperking worden aangenomen, omdat eiseres enerzijds veel behandelingen/afspraken heeft [1] waardoor haar beschikbaarheid voor werk beperkt is en anderzijds haar lichamelijke en mentale klachten [2] zoveel effect hebben op haar functioneren dat zij niet in staat kan worden geacht om arbeid te verrichten. Verder vindt zij de beperking in de FML die ziet op een adequaat, hygiënisch toilet in de nabijheid onvoldoende. Er moet aansluiting worden gezocht bij de thuissituatie. Bovendien zouden de eetpauzes, toiletpauzes en rustpauzes in verband met een dreigende dumping een te grote impact hebben op het productieproces, waardoor het niet in redelijkheid kan worden gevergd van een werkgever om eiseres in dienst te nemen. Eiseres onderbouwt haar standpunt – dat zij ongeschikt is voor haar eigen werk, er sprake is van een urenbeperking en dat er geen passende functies voor haar zijn – met een verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige expertise van het Expertise Orgaan van 13 december 2022. Daarnaast heeft zij informatie overgelegd van haar psycholoog, diëtiste, fysiotherapeut, oncoloog, huisarts en een patiëntfolder van UMC Utrecht.
7. Verder is eiseres van mening dat de functies productiemedewerker industrie, productiemedewerker textiel (geen kleding) en textielproductenmaker niet geschikt zijn. De motivering van de arbeidsdeskundige omtrent de beperking dat een adequaat, hygiënisch toilet in de nabijheid moet zijn kan zij niet volgen. Bij de uitleg van de term nabijheid dient volgens eiseres aansluiting te worden gezocht bij de thuissituatie. Ook is de oplossing van de arbeidsdeskundige niet reëel, omdat te veel onderbrekingen van het productieproces de productie niet bevordert. Hierdoor kunnen de functies niet passend worden geacht.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht per 3 december 2021 heeft beëindigd, omdat zij dan meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 3 december 2021 meer kan verdienen dan 65% van het loon dat zij verdiende voor zij ziek werd, en daarom per die datum geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
11. Eiseres voert aan dat zij het onderzoek van de verzekeringsarts B&B onzorgvuldig acht, omdat hij zonder te onderzoeken heeft aangegeven dat hij de klachten reëel acht, maar geen reden ziet om passende beperkingen aan te nemen, omdat eiseres met het bestaan van de klachten heeft gewerkt. Hoewel de verzekeringsarts B&B eiseres niet heeft onderzocht ziet de rechtbank hierin in dit geval geen aanleiding om het medisch onderzoek niet zorgvuldig te achten. In beginsel behoort het tot de expertise van een verzekeringsarts om te beoordelen welke onderzoekmethoden worden gekozen, hoe de onderzoeksresultaten worden beoordeeld, waaronder de beschikbare informatie van de behandelaars, en vast te stellen tot welke beperkingen dit leidt bij eiseres. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat de enkele omstandigheid dat lichamelijk onderzoek in de bezwaarfase achterwege is gebleven niet betekent dat reeds om die reden de besluitvorming onzorgvuldig moet worden geacht. Dat is in dit geval niet anders. Hierbij is van belang dat eiseres in de primaire fase wel is gezien door een verzekeringsarts en dat van lichamelijk onderzoek is afgezien, omdat er geen specifieke lichamelijke klachten zijn. Verder beschikte de verzekeringsarts B&B over een grote hoeveelheid aan medische informatie van de behandelaars welke is meegenomen in de heroverweging. De toelichting die de verzekeringsarts B&B heeft gegeven in zijn rapport met betrekking tot het afzien van een persoonlijk contact is voor de rechtbank gelet op voorgaande dan ook voldoende duidelijk.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij stelt dat de lichamelijke klachten van eiseres dateren van 2017, ze zijn op zich reëel, maar hebben haar er niet van weerhouden om een fulltime dienstverband te aanvaarden. Eiseres is beoordeeld door een reumatoloog, maar dat heeft niet geleid tot vaststelling van daadwerkelijk beperkende pathologie van het bewegingsapparaat. De verzekeringsarts B&B is dan ook van mening dat eiseres op het fysieke vlak redelijk belastbaar is. Lichte beperkingen voor de zwaardere dynamische handelingen en statische houdingen volstaan. Bij de diagnose fibromyalgie – de diagnose wordt door de reumatoloog zelf niet expliciet genoemd – wordt in algemene zin ook aangenomen dat men met uitzondering van zwaardere belasting moet streven naar een zo normaal mogelijk patroon van bewegen en belasten. De psychische klachten zijn relatief beperkt en uit de dossiergegevens volgt dat het qua ernst niet veel verder gaat dan een aanpassingsstoornis met angst-/paniekklachten die gerelateerd zijn aan de (doorgemaakte) ziekte. Een beperking voor de arbeidsduur acht de verzekeringsarts B&B niet aanwezig.
13. Eiseres voert aan dat haar lichamelijke en psychische klachten zijn onderschat. Ook is de medische informatie onvoldoende meegewogen door de verzekeringsarts B&B en zijn de geobjectiveerde klachten die daaruit volgen niet (voldoende) omgezet naar beperkingen. De stelling van de verzekeringsarts B&B dat zij met haar klachten heeft gewerkt vindt zij niet voldoende gemotiveerd. Eiseres acht specifiek een urenbeperking op basis van energetische gronden en beschikbaarheid van toepassing.
14. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in de nadere rapporten van 8 februari 2023, 5 april 2023, 12 juni 2023 en 30 augustus 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie die eiseres heeft overgelegd in beroep geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Dat de verzekeringsarts Smalbraak (van Het Expertise Orgaan) een forse energetische beperking vanwege een verstoorde energiehuishouding aanwezig acht volgt de verzekeringsarts B&B niet. Het argument over de voorgeschiedenis dat verzekeringsarts Smalbraak gebruikt acht hij niet sterk, omdat het geen vaststaand gegeven is dat er na een behandeling voor kanker een energetische beperking resteert, althans niet zondermeer een beperking die vertaald moet worden naar een verminderde arbeidsduur. Verder geeft hij aan dat er weliswaar sprake is van bloedarmoede, maar dat het Hb rond de datum in geding (zie brief internist-oncoloog van 18 november 2021) weliswaar was verlaagd, maar niet zodanig dat iemand daarmee niet fulltime zou kunnen werken. Overigens zou het hoger kunnen zijn als eiseres de ijzertabletten was blijven gebruiken, maar zij wilde die niet meer innemen. Daarnaast benoemt de verzekeringsarts B&B dat er – geruime tijd na de datum in geding (7 maart 2022, zie informatie psycholoog) – sprake was van een depressie, maar dat het ging om een als matig beschreven stoornis. De stoornis was op de datum in geding feitelijk niet vastgesteld en daarnaast geldt dat een vermindering van de arbeidsduur door een depressieve stoornis doorgaans pas wordt aangenomen bij een ernstige stoornis met een gekende vitale remming. De bevinding van een verlaging van de saturatie na arbeid die aanspraak doet op de ‘hartlongmachine’ acht de verzekeringsarts B&B niet afwijkend. Enige verlaging van de saturatie is normaal bij fysieke inspanning. Ook sluit hij niet uit dat er component ademhalingstechniek speelt, omdat bij angstklachten veelal sprake is van verkeerd ademen. Gezien het voorgaande ziet de verzekeringsarts B&B vanuit de vermeende stoornis in de energiehuishouding geen reden om verdergaande beperkingen in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen aan te nemen. In de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren neemt verzekeringsarts Smalbraak ook meer beperkingen aan. Dit gaat niet om beperkingen die ‘als vanzelf’ uit de ruim na de datum in geding gestelde diagnoses voorkomen. De verzekeringsarts Smalbraak lijkt de beperkingen vooral toe te schrijven aan de vermijding (van drukte, sociaal contact) die eiseres haar vertelde. Dat aspect van klachten vindt de verzekeringsarts B&B niet terug in het rapport van de primaire verzekeringsarts, maar ook niet in de brieven (zie de opsomming in het rapport van 28 april 2022) van rondom de datum in geding. Er is wel sprake van angst rondom alles wat met de aandoening (onder andere de eerdere diagnose, de behandeling ervoor, angst bij contacten die haar doen herinneren aan wat haar is overkomen) te maken heeft, maar geen gegeneraliseerde angst die de interactie met derden relevant beïnvloedt.
15. De rechtbank heeft aanleiding gezien om vragen te stellen aan de verzekeringsarts B&B omtrent de dumpingproblematiek, PTSS en coping. In het rapport van 12 juni 2023 heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat er vooralsnog geen medisch bewijs is in de vorm van een brief of brieven van behandelaars waarin wordt bevestigd dat sprake is van dumping en (ernstige) diarree. Zo volgt hier niets over uit de bekende correspondentie van de internist, MDL-arts of reumatoloog uit de periode rondom de datum in geding (en daarvoor). Ook volgt uit de brief van de psycholoog niet de voor PTSS geldende criteria. Daarmee is volgens de verzekeringsarts B&B niet gezegd dat eiseres geen angst gerelateerde klachten zou hebben, maar vooralsnog ziet hij geen reden om dit te vertalen naar een verder afgenomen belastbaarheid. Wat betreft de nadere brief van verzekeringsarts Smalbraak stelt de verzekeringsarts B&B dat de door haar voorgestelde aanpassingen van de FML onvoldoende zijn onderbouwd en geen steun vinden in de medische gegevens rondom de datum in geding.
16. Eiseres heeft medische informatie van haar behandelaars overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 30 augustus 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie van de behandelaars die eiseres in beroep heeft overgelegd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Hij geeft aan dat de brief van de internist van een jaar na de datum in geding is. De term dumping (als klacht) komt in de brief niet voor. De vermelde klacht betreft snel diarree en vet op water. Het feit dat er een normaal
faeces elastasewas, kan als relativering van de diarreeklachten worden gezien. Bij waterige ontlasting (diarree) wordt doorgaans een verlaagd
faeces elastasegezien. Daarmee zegt de verzekeringsarts B&B niet dat er geen diarreeklachten zijn, maar wel dat het niet leidt tot meer beperkingen dan die bij de beoordeling aangenomen zijn. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat hij uit de journaalregels van juli 2020 tot en met de datum in geding geen vermelding van PTSS ziet, dit nog los van de al eerder gemaakte opmerking dat voor die later gestelde diagnose niet wordt voldaan voor de daarvoor gestelde criteria. Daarnaast is rekening gehouden met de angstklachten die zijn beschreven in de journaalregels, aldus de verzekeringsarts B&B. Het feit dat later een traumabehandeling is gestart, betekent niet dat sprake is van PTSS. Een dergelijke behandeling wordt vrij algemeen toegepast na het doormaken van een gebeurtenis die tot aanhoudende angstklachten aanleiding geeft. Gelet op het voorgaande zijn er nu en eerder geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat er op grond van dumping en/of PTSS op de datum in geding meer beperkingen zouden moeten worden aangenomen, aldus de verzekeringsarts B&B. Hij geeft aan dat hij in het midden laat in hoeverre het functioneren van eiseres tijdens het (korte) dienstverband iets zegt over haar klachten. Hij stelt vast dat de arbeidsdeskundige er niets over vermeldt. Wel geeft hij nog aan dat in maart 2020 de coronapandemie losbarstte, dat het land in lockdown ging, dat thuiswerken de regel was en dat dit voor eiseres gezien haar voorgeschiedenis en klachten extra gold. Aan gegevens over functioneren in die periode kan daarom niet veel waarde worden toegekend, althans niet in de mate dat het iets zou zeggen over de belastbaarheid ruim anderhalf jaar later, aldus de verzekeringsarts B&B. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze toelichtingen van de verzekeringsarts B&B niet te volgen.
17. Omdat de verzekeringsarts B&B pas tijdens de beroepsprocedure een afdoende motivering heeft gegeven over de klachten en beperkingen van eiseres, bevat de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft in beroep het gebrek hersteld met het rapport van de verzekeringsarts B&B van 30 augustus 2023. Niet is gebleken dat eiseres door het gebrek in het bestreden besluit is benadeeld. Ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen en zij heeft op deze aanvullende motivering kunnen reageren. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
18. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de ZW-beoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen.
19. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 15 september 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 15 september 2021 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als administratief medewerkster, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd. Het gaat om:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( SBC-code 272043) Productiemedewerker textiel, geen kleding;
- ( SBC-code 111010) Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten).
21. Eiseres voert aan dat zij de functie productiemedewerker industrie niet geschikt acht, omdat hierbij sprake is van sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden. In de functie productiemedewerker textiel (geen kleding) en textielproductenmaker moet eiseres met een naaimachine werken, terwijl zij beperkt is geacht voor het werken met gevaarlijke machines. Verder zou zij in gevaar kunnen komen doordat een onjuist opgestelde machine gaat kantelen.
22. De arbeidsdeskundigen hebben in hun rapporten en het resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundigen hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Zo stelt de primaire arbeidsdeskundige dat in de functie productiemedewerker industrie sprake is van een veelal vaste (routinematige), voorspelbare en bekende werkwijze. Er bestaat geen noodzaak flexibel in te spelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud, waardoor geen sprake is van een ontoelaatbare overschrijding. In de functie productiemedewerker textiel (geen kleding) is geen sprake van belastbaarheid op persoonlijk functioneren. De arbeidsdeskundige B&B heeft aangegeven dat de primaire arbeidsdeskundige de geschiktheid voor deze functies voldoende gemotiveerd zijn in diens rapportage en in het resultaat functiebeoordeling. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
23. Voor zover eiseres een beroep doet op artikel 9, aanhef en onder e van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit) met de stelling dat de eet-, toilet- en rustpauzes in verband met een dreigende dumping een te grote impact zouden hebben op het productieproces waardoor het niet in redelijkheid kan worden gevergd van een werkgever om haar in dienst te nemen, is de rechtbank van oordeel dat deze grond niet slaagt. In dit artikel is bepaald dat indien iemand in staat is om arbeid te verrichten, maar zodanige kenmerken heeft dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd om hem of haar een arbeidscontract aan te bieden, die arbeid dan buiten beschouwing blijft. Hiervan kan sprake zijn in geval van excessief ziekteverzuim, dat wil zeggen een te verwachten ziekteverzuim van meer dan 25%. In het geval van eiseres is niet gebleken dat er een verhoogde kans op ziekteverzuim of excessief ziekteverzuim is. De verzekeringsartsen maken hier geen melding van en eiseres heeft dit ook niet nader onderbouwd. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan te nemen dat er sprake van een situatie als bedoeld in artikel 9 onder e van het Schattingsbesluit.
24. De arbeidsdeskundigen hebben berekend dat eiseres met de middelste van de drie geduide functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.

Conclusie en gevolgen

25. Het UWV heeft terecht besloten om per 3 december 2021 de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
26. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.
27. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).
28. Verder heeft eiseres verzocht het UWV te veroordelen tot vergoeding van de kosten voor het opvragen van medische informatie van in totaal € 180,- (€ 100,- voor het opvragen van informatie bij de huisarts en € 80,- voor het opvragen van informatie bij de fysiotherapeut). Deze kosten dienen te worden aangemerkt als kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb. De rechtbank zal het UWV veroordelen tot vergoeding van deze kosten die als redelijk en redelijkerwijs gemaakt voorkomen. Daarnaast heeft eiseres verzocht om een vergoeding van de factuur van het Expertise Orgaan van 8 september 2022. Het verzoek van eiseres om vergoeding van deze kosten wijst de rechtbank af, omdat de factuur geen urenspecificatie bevat. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of deze werkzaamheden voor vergoeding in aanmerking komen.
29. Hiermee komen de proceskosten uit op een bedrag van € 1.854,- (€ 1.674,- + € 180,- ). Ook moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.854,-.
Deze uitspraak is gedaan op 10 oktober 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Onder andere bij de psycholoog, diëtist, internist, huisarts, reumatoloog en fysiotherapeut.
2.Waaronder belemmeringen bij het inslapen, chronische vermoeidheid, problemen met eten en dumping meermaals per dag.