ECLI:NL:RBDHA:2023:15208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
NL22.25224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. C.N. Noordzee, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank heeft overwogen dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. Eiser heeft de Staatssecretaris op 3 november 2022 in gebreke gesteld, maar de beslistermijn was op dat moment nog niet verstreken. Eiser heeft op 8 december 2022 beroep ingesteld, omdat er nog steeds geen beslissing was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris tot op heden geen beslissing heeft genomen en heeft bepaald dat de Staatssecretaris dit alsnog moet doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25224
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.N. Noordzee), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Als de iemand de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep in beginsel niet- ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. In dit geval eindigde de beslistermijn op 10 november 2022. Eiser heeft verweerder op
3 november 2022 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Op 8 december 2022 heeft eiser beroep ingesteld, omdat verweerder ook op dat moment geen beslissing had genomen op zijn bezwaar. De rechtbank stelt vast dat verweerder tot op heden nog steeds geen beslissing op het bezwaar heeft genomen. In deze
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
omstandigheid ziet de rechtbank aanleiding om het beroep ontvankelijk te verklaren. Dit dus ondanks het feit dat eiser de ingebrekestelling te vroeg had ingediend. Het beroep is daarom kennelijk ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.4 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.5
5. Verweerder heeft niet verzocht om een langere termijn. Uit het dossier blijkt ook niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere termijn moet opleggen. De rechtbank geeft verweerder daarom een termijn van twee weken om te beslissen op het bezwaar van eiser. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
Welke rechterlijke dwangsom legt de rechtbank verweerder op?
6. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een beslissing op bezwaar bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
8. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
4 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep kennelijk gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag,
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
O.G. Hulsman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.