ECLI:NL:RBDHA:2023:15196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.5711 en NL22.25560
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag uitstel van vertrek op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het buiten behandeling stellen van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, geboren in 1991 en van Nigeriaanse nationaliteit, heeft een minderjarige zoon en lijdt aan ernstige psychiatrische problematiek. De aanvraag werd door verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, buiten behandeling gesteld omdat eiseres niet de vereiste bewijsstukken had overgelegd, ondanks herhaaldelijke verzoeken om aanvulling. De rechtbank heeft op 11 augustus 2023 de zaak behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet verschenen.

De rechtbank oordeelt dat verweerder eiseres voldoende gelegenheid heeft gegeven om de benodigde bewijsstukken aan te leveren. Eiseres had alleen een brief overgelegd van haar verblijf in een psychiatrische instelling, maar niet de aanvullende documenten die nodig waren voor een inhoudelijke beoordeling van haar aanvraag. De rechtbank stelt vast dat het aan eiseres is om de benodigde informatie te verstrekken en dat het verzuim voor haar rekening en risico komt. De rechtbank volgt de stelling van eiseres niet dat de ernst van haar situatie en de rechterlijke machtiging verweerder hadden moeten dwingen om de aanvraag inhoudelijk te behandelen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag van eiseres terecht niet in behandeling is genomen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt eveneens niet-ontvankelijk verklaard, nu er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.5711 en NL22.25560

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres], mede namens haar minderjarige zoon, eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep (NL23.5711) van eiseres tegen het buiten behandelingstellen van de aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ook het verzoek om een voorlopige voorziening (NL22.25560) wordt beoordeeld in deze uitspraak.
1.1
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 12 december 2022 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 10 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dit besluit gebleven.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 11 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde zijn met voorafgaande afmelding niet verschenen op de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedag 1] 1991 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Eiseres wenst uitstel van vertrek, omdat zij lijdt aan ernstige psychiatrische problematiek. Eiseres is in 2022 opgenomen geweest in een psychiatrische instelling. De minderjarige zoon van eiseres is [naam], geboren [geboortedag 2] 2017 en ook van de Nigeriaanse nationaliteit.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 4:5, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld, omdat eiseres – ondanks het bieden van herstelverzuim – niet de in het beleid [1] vereiste bewijsstukken aan verweerder heeft overgelegd. Verweerder heeft daarom niet inhoudelijk kunnen beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor uitstel van vertrek. In bezwaar heeft verweerder deze conclusie gehandhaafd.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres voert in beroep aan dat zij wel degelijk voldoende medische informatie heeft aangeleverd om de aanvraag inhoudelijk te laten beoordelen. Vanwege de ernst van de medische situatie en het feit dat voor eiseres een rechterlijke machtiging is afgegeven, had het op de weg van verweerder gelegen om een medisch advies in te winnen bij Bureau Medische Advisering (BMA). Uit de beschikbare informatie blijkt duidelijk dat sprake is van een situatie waarin uitstel van vertrek moet worden toegekend. Verweerder miskent dat door eiseres relevante medische informatie is overgelegd en handelt onevenredig door de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In geschil is of eiseres conform het beleid van verweerder voldoende bewijsstukken heeft overgelegd, zodat verweerder tot inhoudelijke behandeling van de aanvraag van eiseres had kunnen overgaan.
Bewijslast BMA-advies
5.1
Eiseres heeft bij haar aanvraag alleen een brief overgelegd waaruit blijkt dat eiseres in een psychiatrische instelling heeft verbleven. Verweerder heeft vervolgens bij brief van
3 november 2022 verzocht om de aanvraag binnen twee weken aan te vullen met de ontbrekende bewijsmiddelen. Bij brief van 17 november 2022 is door verweerder specifiek aangegeven welke bewijsstukken vereist zijn en heeft verweerder eiseres opnieuw in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende bewijsstukken binnen twee weken aan te vullen. Ook na deze brief heeft eiseres niet de gevraagde stukken overgelegd. Door het ontbreken van de gevraagde bewijsstukken was verweerder niet in staat om de aanvraag inhoudelijk te beoordelen en is de aanvraag bij het primaire besluit buiten behandeling gesteld.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres voldoende in de gelegenheid gesteld om de vereiste bewijsstukken te overleggen om tot een inhoudelijke behandeling van de aanvraag te kunnen komen. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiseres is om de benodigde bewijsstukken voor haar aanvraag aan te leveren. Zo hebben eiseres en/of haar gemachtigde - ondanks de geboden mogelijkheden tot herstelverzuim - geen toestemmingsverklaring en relevante medische gegevens in reactie op de vragenlijst van het BMA overgelegd. Ook is niet gevraagd om een extra termijn voor het aanleveren van de benodigde informatie dan wel een geldige reden gegeven waarom deze gevraagde stukken niet zijn overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat dit verzuim in beginsel voor rekening en risico van eiseres dient te komen.
5.3
De stelling dat verweerder alleen al vanwege de gestelde ernst van de situatie en de rechterlijke machtiging had moeten overgaan tot inhoudelijke behandeling van de aanvraag, volgt de rechtbank niet. Weliswaar zijn in deze procedure enkele stukken en verklaringen van behandelaren van eiseres overgelegd, maar deze zijn niet op te vatten als de op grond van het beleid vereiste stukken. Zolang eiseres en/of haar gemachtigde deze informatie niet inbrengen, kan het BMA geen objectieve beoordeling maken over de medische situatie van eiseres en in het verlengde hiervan de mogelijkheid tot het verlenen van uitstel van vertrek aan eiseres. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres en haar minderjarige zoon zich in een lastige situatie bevinden, blijft gelden dat het verstrekken van de vereiste informatie binnen de invloedssfeer van eiseres, eventueel met behulp van haar gemachtigde, ligt en zij daar dus primair verantwoordelijk voor is. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op goede gronden buiten behandeling gesteld. De stelling dat het bestreden besluit onevenredig is, is niet met argumenten of stukken onderbouwd en maakt dit oordeel daarom niet anders.

Conclusies en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht niet in behandeling heeft genomen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.
7. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit [2] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak in het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep of verzet mogelijk.

Voetnoten

1.Zie paragraaf A3/7.2.1 en A3/7.2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).