ECLI:NL:RBDHA:2023:15187
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over niet tijdig beslissen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 juni 2023, wordt een verzoek behandeld van eiser om vergoeding van proceskosten. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.S.M. van Beek, had in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van de verweerder op 2 februari 2022 trok eiser zijn beroep in en verzocht de rechtbank om de verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank oordeelt dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) de proceskosten van de tegenpartij laten betalen. Verweerder heeft ingestemd met een vergoeding van € 379,50, maar de rechtbank stelt de proceskosten vast op € 418,50, gebaseerd op het huidige Bpb, omdat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De rechtbank concludeert dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is, aangezien de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn. Er zijn geen andere kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten aan eiser, die vastgesteld zijn op € 418,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 2 juni 2023.