ECLI:NL:RBDHA:2023:15186

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
09/013567.13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanrandingen van de eerbaarheid met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanrandingen van de eerbaarheid van twee verschillende vrouwen. De verdachte werd beschuldigd van meerdere ontuchtige handelingen, waaronder het betasten van de slachtoffers en het gebruik van bedreigende en dwingende taal. De rechtbank heeft de zaak behandeld op meerdere zittingen, waarbij de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 augustus 2022 in Leidschendam door geweld en andere feitelijkheden de slachtoffers heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat de verdachte ontkende de handelingen te hebben gepleegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet alleen de grenzen van het betamelijke heeft overschreden, maar ook de lichamelijke integriteit van de slachtoffers heeft aangetast. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.500,00 aan een van de slachtoffers, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, maar de volledige schadevergoeding afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/013567-23
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ),
BRP-adres: [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 20 april 2023, 19 juli 2023 (beide pro forma) en 27 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.F. Heslinga en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.G. Jagesar naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 27 september 2023 – ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 27 augustus 2022 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- achter haar aan te lopen en/of haar te volgen en/of
- tegen haar te zeggen "come closer" en/of "it's gonna be ok. Breathe fast" en/of "it's almost done, close your eyes and look up" en/of "look above, almost done" en/of "close your eyes and look up. It's gonna be done soon", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- haar (aan haar been) naar voren te trekken en/of haar uit balans te brengen waardoor zij op de grond viel en/of
- ( meermalen) voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale tekenen van verzet en/of
- het opzij schuiven van haar kleding/onderbroek,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het betasten/wrijven over haar kuiten/voeten/benen/dijen/borsten/vagina/billen/rug en/of
- het knijpen in haar billen en/of borsten en/of
- het (meermalen) brengen en/of heen en weer bewegen van een of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in haar anus en/of tussen haar schaamlippen en/of
- het trachten een of meer vinger(s) in haar vagina te brengen
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat hij op of omstreeks 27 augustus 2022 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
- achter haar aan te lopen en/of haar te volgen,
- tegen haar te zeggen "come closer" en/of "it's gonna be ok. Breathe fast" en/of "it's almost done, close your eyes and look up" en/of "look above, almost done" en/of "close your eyes and look up. It's gonna be done soon", althans woorden van gelijke aard of strekking,
- haar (aan haar been) naar voren te trekken en/of haar uit balans te brengen waardoor zij op de grond viel en/of
- ( meermalen) voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale tekenen van verzet,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- het betasten van haar benen, dijen, borsten, vagina en/of billen en/of
- het knijpen in haar billen en/of borsten,
terwijl hij, verdachte, ondertussen zijn penis betastte;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 augustus 2022 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- haar staande te houden en/of
- haar vervolgens complimenten te maken over haar schoenen en te vragen of hij daar een foto van mocht maken en/of
- ( vervolgens) onverhoeds haar kuit/been vast te pakken en/of onverhoeds haar kuit/been te kneden en/of
- haar af te leiden met een verhaal over energiebanen en/of
- tegen haar te zeggen dat zij beter op zichzelf moest letten en meer water moest drinken en/of tegen haar te zeggen dat hij wist dat zij iets ergs had meegemaakt en/of tegen haar te zeggen dat hij haar zou kunnen helpen zich beter te voelen en dat hij, verdachte, haar zou kunnen begeleiden en/of
- onverhoeds [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het wrijven over haar been/armen/borst en/of
- het (meermalen) knijpen in haar linkerborst;
3
hij op of omstreeks 22 juli 2022 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten door
- haar te benaderen en aan te spreken door tegen haar te zeggen "ja, je hebt een rotdag" en/of vervolgens met haar in gesprek te raken en/of
- ongevraagd in haar auto te stappen en/of
- tegen haar te zeggen "draai je rug eens naar mij toe" en/of "als je me niet vertrouwt, houdt het op" en/of "ik rijd een stukje met je mee" en/of "rijd nog een stukje door" en/of "nee, nog een stukje naar achter" en/of "breathe in, breathe out" [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het wrijven over haar rug terwijl hij, verdachte, zich ondertussen zat af te trekken/zijn penis betastte in haar auto.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
3.3.
Juridisch kader
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (gestelde) seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. De rechtbank kan niet tot een bewezenverklaring komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en er onvoldoende steun is in ander bewijsmateriaal. Dit betekent dat – in een geval als het onderhavige, waarin wordt ontkend dat de handelingen jegens het vermeende slachtoffer zijn gepleegd en er geen getuigen van het incident zijn – de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de verklaringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. In zedenzaken geldt dat een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat hiervoor niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Van belang is dat uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting, de rechter onverminderd de overtuiging moet krijgen dat het feit is gepleegd zoals het de verdachte wordt verweten. Zeker als de bewijsmiddelen schaars zijn, moet de rechter behoedzaamheid betrachten om op grond van hetgeen overigens blijkt, aan te nemen dat het feit is gepleegd.
3.4.
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank ziet zich dus allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar kunnen worden geacht. Op zaterdagavond 27 augustus 2022 heeft de aangeefster een informatief zedengesprek gehad bij de politie. Dit was direct na het incident met de verdachte. Tijdens dit gesprek heeft zij verklaard dat de verdachte met zijn hand over haar billen is gegaan, dat hij met zijn hand bij haar vagina zat en naar haar vagina toe ging net onder de zijkant. Ook heeft hij haar betast bij haar benen, dijen, en borsten. Ze heeft het over knijpen, voelen en wrijven. In haar aangifte van ruim een week later verklaarde zij dat de verdachte óók met zijn vinger(s) in haar anus en tussen haar schaamlippen heeft gezeten. Hoewel het informatief zedengesprek een ander doel heeft dan de aangifte, is het opmerkelijk dat zij niet direct bij de politie over de meest verregaande seksuele handelingen heeft verklaard die de verdachte zou hebben verricht. Pas na een ruime week heeft zij dat verklaard. Het ‘voelen, knijpen en wrijven’ is dermate afwijkend van ‘een vinger in de anus en tussen de schaamlippen’, dat niet gezegd kan worden dat zij ten aanzien van deze componenten van de tenlastelegging in de kern consistent heeft verklaard.
Bij de rechter-commissaris heeft de aangeefster geen nadere verklaring kunnen afleggen hierover, gelet op haar kennelijk emotionele toestand. De verklaring die in de aangifte is opgenomen, is derhalve haar enige verklaring over deze componenten, en deze is wat minder gedetailleerd dan de overige onderdelen van haar verklaring. Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank behoedzaam met de verklaringen van de aangeefster omgaan.
De vervolgvraag is of de verklaringen van de aangeefster steun vinden in ander bewijsmateriaal. Dat de aangeefster en de verdachte wandelend op camerabeelden staan, acht de rechtbank onvoldoende om als steunbewijs te dienen, nu de ontmoeting en de wandeling niet door de verdachte worden ontkend en op de beelden ook geen aanrakingen te zien zijn. De verweten seksuele handelingen, te weten de vinger in de anus en tussen de schaamlippen, passen bovendien niet bij de hierna te bespreken specifieke modus operandi van de verdachte. Uit het dossier zijn ook geen andere concrete aanknopingspunten af te leiden die de verklaringen van de aangeefster in voldoende mate ondersteunen. Dit betekent dat niet wordt voldaan aan het vereiste bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem wordt verweten.
3.5.
Vrijspraak feit 3
Ook met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit is de rechtbank – in lijn met wat de raadsvrouw heeft bepleit – van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat de aangeefster heeft verklaard dat zij niet heeft gezien of de verdachte zijn penis heeft betast dan wel zichzelf heeft afgetrokken. Zij had op basis van geluiden het gevoel dat de verdachte dit aan het doen was, maar niet valt uit te sluiten dat het mogelijk iets anders zou kunnen zijn geweest. Bovendien vindt dit gevoel geen steun in ander bewijs. De rechtbank is van oordeel dat enkel het over de rug van de aangeefster wrijven – ook wanneer dit wordt bezien in het licht van de andere omstandigheden van dit geval - geen ontuchtige handeling oplevert. De verdachte zal derhalve ook van dit feit worden vrijgesproken.
3.6.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de nummers [nummerreeks 1] en [nummerreeks 2] van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 182).
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 september 2023:
Ik heb inderdaad met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gepraat. Ik heb hen ook aangeraakt, maar dat was zonder seksuele bedoelingen.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 8 september 2022, voor zover inhoudende (p. 15-23):
Plaats delict: Leidschendam, binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg
Pleegdatum/tijd: Tussen 27 augustus 2022 om 21:02 uur en 27 augustus 2022 om 21:17 uur
A: Hij zegt: "your energie is positive. Your energie is amazing. You're so positive. You have something on your right foot. Thats very painfull". Toen hij mij stopte was hij buiten adem. Hij heeft echt flink moeten lopen om mij te stoppen.
A: Ik hoorde hem zeggen: "I'm helping people with energie".
A: Hij knielt en begint met mijn kuit. Hij gaat in mijn bikerboots. Zijn handen gaan daarin en gaat wrijven. Hij gaat door en blijft wrijven. Hij zegt tegen mij in het Engels dat ik naar boven moet kijken. Hij blijft wrijven. Hij wrijft over mijn borstkast en zegt daarbij: something here. Hij wrijft rondjes over mijn borst, boven mijn borsten.
A: Hij pakt mij bij mijn pols. Ik trek mijn hand terug en zeg nee. Hij zei: "it's going to be ok. I'm almost done".
A: Hij zegt dat ik mijn ogen dicht moet doen en dat ik omhoog moet kijken. Ik deed even mijn ogen dicht. Hij zei: "close your eyes, it’s gonna be done". Hij zit bij mijn kuit en enkels.
V: Wat doet hij dan?
A: Wrijven, op een vieze manier.
A: Hij wreef met zijn rechterhand. Hij probeerde zijn riem los te maken.
V: Welke been wrijft hij jou?
A: Mijn linkerbeen. Aan mijn kuit.
A: Hij zegt tegen mij: "come closer". Hij trok mij naar voren. Hij ging hoger en hoger. Ik zei nee, stop. Hij zei: "its gonna be ok. Breathe fast".
V: Met wat gaat hij omhoog?
A: Met zijn hand.
V: Hoe gaat hij omhoog?
A: Hij is in mijn boot. Ik trek mijn voet continue weg. Hij wordt daar boos om. Hij gaat dan vies wrijven over mijn been en over de achterkant van mijn kuit.
A: Hij pakte mijn linkerbeen net boven mijn kuit en trok daaraan. Ik raakte daardoor
uit balans. Ik viel.
A: Hij wrijft continue over mijn dijen, binnendijen en achterkant van mijn benen. Hij zit met zijn rechterhand bij mij linkerbeen. Ik zeg dat hij moet stoppen maar hij stopt niet. Hij zegt: "it's almost done, close your eyes en look up". Hij gaat verder naar de achterkant, naar mijn billen. Hij knijpt in mijn bil. Ik zeg: "stop it, stop it". Ik buk en hij gaat gewoon verder met mijn rechterbeen. Hij bleef maar zeggen: "Look above, almost done". Hij gaat onder mijn jurk. Met zijn hand gaat hij via mijn bovenbeen richting mijn vagina. Mijn onderbroek heeft hij al verschoven. Hij heeft mijn vagina aangeraakt. Hij stopt niet. Hij gaat met zijn hand nog door. Hij gaat met zijn rechterhand over mijn achterkant. Toen hij op zijn knieën zat was hij bezig met zichzelf. Toen ik mijn ogen opendeed zag ik zijn hand in zijn broek.
A: Hij wrijft aan de bovenkant, achterkant en binnenkant van mijn rechterbeen.
A: Ik zei: "stop it, stop it". Hij zei de hele tijd: "close you eyes and look up. It's gonna be done soon".
A: Hij wreef met zijn rechterhand over mijn linkerbovenbeen, linkerdij en linkerribben. Hij kneep in mijn linkerbil.
V: Wat heeft hij bij jouw vagina aangeraakt?
A: Zijn hand was op mijn vagina.
3. Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, opgemaakt op 28 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 11):
Informatief gesprek met: [voornaam ] [slachtoffer 1]
Datum en tijd gesprek: Op 27 augustus 2022 om 21:45 uur
[voornaam ] zat te bibberen en voelde zich vies. Ze wilde onder de douche.
4. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 12 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 98-101):
Plaats delict: Leidschendam, binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg
Pleegdatum/tijd: Tussen 1 augustus 2022 en 31 augustus 2022.
V: Wanneer heeft de aanranding plaatsgevonden?
A: Het was wel rond die tijd, het was in de zomer want ik had een jurkje aan en slippers.
V: Waar heeft de aanranding plaatsgevonden?
A: Leidschendam.
A: Ik werd staande gehouden door hem. Toen gaf hij een compliment over mijn schoenen en dat hij die zo mooi vond. Hij wilde daar een foto van maken. Op een gegeven moment pakte hij mijn been vast. Terwijl hij die foto nam, begon hij in mijn kuit te kneden. Hij bleef maar kneden. Hij ging mij ook uitleggen over energiebanen. Ik moest beter op mijzelf letten en meer water drinken. Hij ging mijn armen voelen en toen ging hij vanuit mijn armen naar mijn hart. Hij zei dat ik iets ergs had meegemaakt. Hij vertelde dat je met die energiebanen, je beter kan voelen en het kan begeleiden. Hij drukte op mijn hart en tegelijkertijd ging hij knijpen in
mijn linkerborst. Hij liet ook op zijn telefoon foto's zien, dat hij energiebanen of cursus of iets had gedaan.
V: Je vertelt dat hij je been vast pakt, kan jij uitleggen hoe hij je kuit vast pakt?
A: Hij pakte eerst mijn scheen beet en toen naar mijn kuit. Hij was echt aan het
kneden. Het was de achterkant van mijn kuit en het ging richting mijn knieholte toe.
V: Je zegt op een gegeven moment dat hij bezig is met je kuit en dan je armen pakt.
A: Dat was mijn pols en daar ging hij de energiebanen bekijken. Hij ging toen naar
mijn hart. Toen ging hij met zijn vingers knijpen bij mijn linkerborst.
V: Hij gaat bij jouw borst knijpen, hoe vaak deed hij dat ongeveer?
A: Twee of drie keer, echt bij mijn borst.
V: Toen hij aan het knijpen, waar zat hij toen met zijn hand?
A: Onder de kleding, op de huid.
A: Het overkwam mij echt.
A: Ik was overdonderd van wat er was gebeurd.
5. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , opgemaakt op 17 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 168-169):
V: Wanneer heeft [slachtoffer 2] iets verteld over wat er gebeurd is?
A: Op de dag zelf.
A: [slachtoffer 2] vertelde mij dat deze man aan haar kuiten, armen en nek had gezeten.
V: Hoe was haar gemoedstoestand toen ze dat vertelde?
A: Ze was overdonderd.
3.7.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2
Ter terechtzitting heeft de verdachte ten aanzien van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten erkend dat hij de aangeefsters heeft gesproken. Ook erkent de verdachte dat hij de aangeefsters heeft aangeraakt, zij het dat hij daarbij geen seksuele bedoelingen zou hebben gehad.
De betrouwbaarheid van de aangiften en het bewijsminimum
Ten aanzien van de aangeefster van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat haar verklaringen onsamenhangend en onbetrouwbaar zijn. Verder heeft de raadsvrouw ten aanzien van beide feiten bepleit dat er sprake is van één tegen één verklaringen die niet door ander bewijs worden ondersteund, waardoor niet wordt voldaan aan het bewijsminimum. De officier van justitie heeft juist betoogd dat de verklaringen van aangeefster ten aanzien van feit 1 wel betrouwbaar zijn en daarmee bruikbaar voor het bewijs en dat de aangeefster geen reden heeft om een valse aangifte te doen. Ook bevat het dossier voldoende steunbewijs voor zowel feit 1 subsidiair als feit 2, zoals de camerabeelden, en is sprake van schakelbewijs.
Zoals hiervoor uiteen is gezet, is de rechtbank behoedzaam omgegaan met de verklaringen van de aangeefster, voor zover zij zien op de componenten zoals ten laste gelegd in feit 1 primair. Dat is anders ten aanzien van feit 1 subsidiair. De aangeefster heeft immers wat betreft het knijpen, voelen en wrijven van de billen, vagina, benen, dijen en borsten telkens, zeker op hoofdlijnen, consistent en ook gedetailleerd verklaard, zowel tijdens het informatieve zedengesprek als de aangifte. De rechtbank acht haar verklaringen op deze onderdelen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Dat geldt eveneens voor de verklaring van de aangeefster van feit 2. Ook zij heeft gedetailleerd verklaard over wat er tussen haar en de verdachte is voorgevallen en onder welke omstandigheden dit gebeurde. De verklaring is bovendien authentiek en in grote lijnen consistent.
Daarnaast geldt voor beide feiten dat de aangeefsters kort na het voorval met iemand gesproken hebben. Voor wat betreft het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat de betrouwbaarheid van de aangifte wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, waarin de verbalisanten hebben opgeschreven dat de aangeefster zat te bibberen en zich vies voelde. Aangaande het onder 2 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat de betrouwbaarheid van de aangifte wordt ondersteund door de omstandigheid dat de aangeefster op de dag van het incident aan haar vriend heeft verteld dat een man aan haar kuiten en armen had gezeten en dat zij op hem overdonderd overkwam. De rechtbank is van oordeel dat op deze wijze de gemoedstoestand van beide aangeefster vlak na het incident waarneembaar is geweest en dat die waarneming ook een zodanige emotionele toestand betreft, dat deze is aan te merken als steun voor de aangifte.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de twee aangiften elkaar over en weer in feitelijke en bewijstechnische zin ondersteunen. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs (in de vorm van zogenaamd schakelbewijs) onder omstandigheden is toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte. In de onderhavige zaak liepen beide aangeefsters alleen op straat toen zij door de verdachte werden aangesproken. In beide gevallen heeft de verdachte in eerste instantie met zijn hand aan de kuit(en) van de aangeefsters gezeten door te kneden of te wrijven, waarna de verdachte verder is gegaan door onder andere de borst(en) van de aangeefsters te betasten. Verder verklaarden beide aangeefsters dat de verdachte over energie/energiebanen sprak en dat hij zei dat de aangeefsters iets ergs of pijnlijks hadden meegemaakt. Gelet op de overeenkomsten tussen de aangiften ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 op essentiële punten, en het herkenbare en gelijksoortige patroon in de handelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder die handelingen zijn verricht, gaat de rechtbank uit van schakelbewijs ten aanzien van beide feiten in die zin dat de verklaringen van beide aangeefsters over en weer als steunbewijs worden gebruikt voor het andere feit.
Dwang
De raadsvrouw heeft verder inzake beide feiten bepleit dat er geen sprake is geweest van het vereiste dwangelement.
De rechtbank volgt ook dit verweer niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat van dwang niet alleen sprake is wanneer verzet wordt gebroken, maar ook als het onverhoedse karakter van het handelen van de verdachte het slachtoffer overvalt en verzet voorkomt. Het gaat om de vraag of de verdachte de handelingen tegen de wil van het slachtoffer heeft doen ondergaan.
Aangaande het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat de verdachte plotseling en onverhoeds heeft gehandeld, waardoor de aangeefster werd overvallen en zij zich niet effectief kon verzetten tegen de handelingen van de verdachte. Uit de verklaring van de aangeefster blijkt dat zij zich zowel verbaal als non-verbaal heeft geprobeerd te verzetten, door onder andere ‘
stop it’ te zeggen en haar hand en voet terug te trekken. De verdachte is echter doorgegaan met het betasten van de aangeefster. Daarmee is sprake geweest van de voor artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) vereiste dwang.
Voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat de verdachte ook hier plotseling en onverhoeds heeft gehandeld, waardoor de aangeefster is overvallen en zij zich niet heeft verzet tegen de handelingen van de verdachte. Zij heeft immers verklaard dat het haar ‘overkwam’ en dat zij overdonderd was. Ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is derhalve sprake geweest van de voor artikel 246 WvSr vereiste dwang.
Ontuchtige handelingen
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het aanraken of knijpen van een voet/been geen ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 246 WvSr oplevert.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank overweegt daartoe dat met ontuchtige handelingen in de zin van artikel 246 WvSr wordt bedoeld handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of van dergelijke handelingen sprake is, is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval en de context waarbinnen de handelingen hebben plaatsgevonden. Daarnaast is ook het lichaamsdeel dat wordt aangeraakt en de wijze waarop dit gebeurt relevant.
In voorliggend geval is de verdachte begonnen met het wrijven/kneden van de kuit/het been van een voor hem vreemde vrouw, de aangeefster, waarna hij ook over haar armen is gaan wrijven en via deze weg met zijn hand naar haar linkerborst is gegaan en daarin heeft geknepen. Gelet op deze context en de wijze waarop de verdachte de aangeefster heeft aangeraakt, is de rechtbank van oordeel dat ook het wrijven over het been en de armen van de aangeefster in strijd is met de sociaal-ethische norm.
Conclusie
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en al hetgeen hierboven is overwogen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.8.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 27 augustus 2022 te Leidschendam door feitelijkhe
den, te weten door:
- achter haar aan te lopen,
- tegen haar te zeggen "come closer" en "it's gonna be ok. Breathe fast" en "it's almost done, close your eyes and look up" en "look above, almost done" en "close your eyes and look up. It's gonna be done soon",
- haar aan haar been naar voren te trekken en haar uit balans te brengen waardoor zij op de grond viel en
- meermalen voorbij te gaan aan haar verbale en non-verbale tekenen van verzet,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten:
- het betasten van haar benen, dijen, borsten, vagina en billen en
- het knijpen in haar billen,
terwijl hij, verdachte, ondertussen zijn penis betastte;
2
hij omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 augustus 2022 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, door feitelijkhe
den,te weten door
- haar staande te houden en
- vervolgens complimenten te maken over haar schoenen en te vragen of hij daar een foto van mocht maken en
- vervolgens onverhoeds haar kuit vast te pakken en onverhoeds haar kuit te kneden en
- haar af te leiden met een verhaal over energiebanen en
- tegen haar te zeggen dat zij beter op zichzelf moest letten en meer water moest drinken en tegen haar te zeggen dat hij wist dat zij iets ergs had meegemaakt en
- onverhoeds [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het wrijven over haar been
,armen
enborst en
- het meermalen knijpen in haar linkerborst.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en dat daaraan de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsadvies van 30 augustus 2023 worden gekoppeld. De officier van justitie heeft tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte, in geval van bewezenverklaring van een of meer van de ten laste gelegde feiten, zijn straf al in voorlopige hechtenis heeft uitgezeten. Zij heeft verzocht geen gevangenisstraf van een langere duur dan de voorlopige hechtenis op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich in de zomer van 2022 schuldig gemaakt aan twee aanrandingen. In beide gevallen heeft de verdachte voor hem vreemde vrouwen op straat aangesproken, waarna hij een verhaal heeft opgehangen over energie/energiebanen. Vervolgens heeft hij de vrouwen plotseling en onverhoeds aangerand. De verdachte heeft daarmee de grenzen van het betamelijke overschreden. De verdachte heeft bovendien geen respect getoond voor het zelfbeschikkingsrecht van de slachtoffers en daarmee een inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Invoelbaar is dat de gedragingen van de verdachte een grote impact op de slachtoffers hebben gehad. Uit de verklaring ter terechtzitting van het slachtoffer van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, [slachtoffer 1] , komt duidelijk naar voren dat zij gebukt gaat onder de ontuchtige handelingen die de verdachte haar heeft laten ondergaan. Daarnaast hebben de feiten ook bij de buurtbewoners en de rest van de maatschappij gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaakt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 september 2023, waarop geen recente veroordelingen staan. De rechtbank zal het strafblad dan ook niet meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies over de verdachte van 30 augustus 2023, waaruit volgt dat de reclassering het risico op recidive niet adequaat heeft kunnen inschatten. De reclassering schrijft dat de verdachte nauwelijks een sociaal netwerk heeft en geen daginvulling heeft. Verder lijkt de verdachte geen (gedeeltelijke) verantwoordelijkheid te nemen voor de gebeurtenissen in zijn leven. Bij veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, geen andere huisvesting zonder toestemming, een contactverbod en een locatieverbod.
Straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een gevangenisstraf.
Alles afwegende en gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen doorgaans worden opgelegd, acht de rechtbank voor beide feiten gezamenlijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. De rechtbank komt tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Vanwege de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, is er geen ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 20.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door onder 1 ten laste gelegde feit en dat zij dus voor een schadevergoeding in aanmerking komt, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade, zonder nadere onderbouwing, te hoog is. Ten aanzien van de hoogte van de toewijsbare immateriële schade, refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering dient te worden afgewezen, althans dat de benadeelde partij voor de gehele vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft haar stellingen onvoldoende onderbouwd om naar objectieve maatstaven te kunnen vaststellen dat bij haar als gevolg van het bewezenverklaarde feit geestelijk letsel is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank staat echter wel vast dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ doordat een vergaande inbreuk is gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De aard en ernst van het handelen door de verdachte is dan ook dusdanig dat voor de hand ligt dat de benadeelde partij hier zulke nadelige gevolgen van heeft ondervonden dat zij in haar persoon is aangetast. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,00. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 27 augustus 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 augustus 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.8 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
feit 1 subsidiair en feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] deels toe tot een bedrag van € 1.500,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 augustus 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 augustus 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat, als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Wieringa, voorzitter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.L. Maassen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2023.