ECLI:NL:RBDHA:2023:15179
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller. Verzoekster had in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag. Na een beslissing van verweerder op 10 maart 2022, trok verzoekster haar beroep in en verzocht de rechtbank om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat verweerder de proceskosten van verzoekster moet vergoeden, omdat hij pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank kent een vergoeding toe van € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De rechtbank heeft een lagere vergoeding toegekend vanwege de beperkte reikwijdte van de zaak, die enkel de overschrijding van de beslistermijn betrof. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.