ECLI:NL:RBDHA:2023:1517

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
NL21.19250
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van een Albanese vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was uitgevaardigd. Eiser, een Albanese vreemdeling, had tegen het besluit beroep ingesteld, omdat hij van mening was dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn familie in de EU en zijn toekomstige werkmogelijkheden. De rechtbank oordeelde dat eiser geen rechtmatig verblijf had in Nederland en dat de staatssecretaris terecht een risico had aangenomen dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank stelde vast dat eiser geen beroepsgronden had aangevoerd tegen de gronden van het terugkeerbesluit en dat de staatssecretaris in voldoende mate had doorgevraagd naar eisers persoonlijke omstandigheden tijdens het gehoor. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19250

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder tegen eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Albanese nationaliteit te hebben.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder een terugkeerbesluit uitgevaardigd waarbij een vertrektermijn is onthouden. Gelet hierop heeft verweerder op grond van artikel 66a, eerste lid en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
3. Eiser is het er niet mee eens dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn specifieke situatie. Het inreisverbod staat zijn toekomstige banen in de Europese Unie (EU) in de weg. Daarnaast voert eiser aan dat hij familieleden heeft die woonachtig zijn in de EU. Verweerder had tijdens het gehoor hierover moeten doorvragen en rekening hiermee moeten houden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op grond van artikel 62a, eerste en tweede lid, van de Vw wordt een terugkeerbesluit uitgevaardigd tegen de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Niet in geschil is dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd tegen de zware en lichte gronden die ten grondslag liggen aan het terugkeerbesluit. Verweerder heeft dan ook terecht een risico aangenomen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Ook heeft verweerder daarom een vertrektermijn kunnen onthouden. Dit volgt uit artikel 62, tweede lid, van de Vw. Volgens artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw vaardigt verweerder een inreisverbod uit als aan een vreemdeling geen vertrektermijn is geboden. Verweerder was dan ook gehouden om een inreisverbod uit te vaardigen.
5. Dit is slechts anders indien bijzondere individuele omstandigheden aanleiding geven om hiervan af te zien. [1] Verweerder heeft eiser voorafgaand aan het bestreden besluit gehoord en heeft daarbij onder meer aan eiser gevraagd of hij familie in Nederland of Europa heeft en of hij zakelijke belangen in Nederland of Europa heeft. Eiser heeft op deze vragen ontkennend geantwoord. [2] Verweerder heeft in voldoende mate (door)gevraagd naar eisers individuele persoonlijke omstandigheden. De door eiser tijdens het gehoor aangevoerde omstandigheden zijn door verweerder kenbaar betrokken en meegewogen bij de besluitvorming. Dat eiser nu stelt, in tegenstelling tot zijn verklaringen tijdens het gehoor, dat hij familieleden heeft in de EU en in de toekomst voor werk in de EU moet zijn, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft dit pas in beroep naar voren gebracht, waardoor verweerder hiermee in het bestreden besluit geen rekening heeft kunnen houden. Bovendien heeft eiser deze stellingen niet onderbouwd of geconcretiseerd.
6. Het beroep is kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 66a, achtste lid, van de Vw.
2.Proces-verbaal van gehoor terugkeerbesluit en inreisverbod, pagina 3.