ECLI:NL:RBDHA:2023:15152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
NL22.17555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die werd vertegenwoordigd door mr. P.E.J.M. Bartels. Verzoekster had in september 2022 beroep aangetekend omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Na een beslissing van de Staatssecretaris op 30 januari 2023 trok verzoekster haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat, aangezien de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing had genomen, verzoekster recht had op vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank besloot dat de Staatssecretaris deze kosten moest vergoeden, en kende een bedrag van € 418,50 toe, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5 omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast werd bepaald dat de Staatssecretaris ook het griffierecht aan verzoekster moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL22.17555
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoekster is op 5 september 2022 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Op 30 januari 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op de aanvraag. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten te betalen.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoeker in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen.
6. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
7. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht dat verzoekster heeft betaald moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van O.G. Hulsman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.