Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[Naam], verzoekster, V-nummer: [Nummer]
[Naam 2]en
[Naam 3]
Rechtbank Den Haag
In de zaak tussen een verzoekster en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 2 februari 2023, waarbij de verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, met zaaknummer NL22.25200, behandeld, waarin het beroep van de verzoekster ongegrond werd verklaard. Dit had directe gevolgen voor het verzoek om voorlopige voorziening, aangezien de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om het verzoek toe te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen proceskostenveroordeling aan de orde was. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.