ECLI:NL:RBDHA:2023:15135
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende EU-verblijfsvergunning
In de zaak tussen [naam], verzoekster, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 19 augustus 2022, waarin haar aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen werd afgewezen. Tevens werd vastgesteld dat zij niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en werd de niet-verlenging van haar verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat het bestreden besluit hangende het beroep zou worden geschorst.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag in een andere zaak (AWB 22/5612) al een uitspraak is gedaan die betrekking heeft op het beroep van verzoekster. Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig, en wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.