ECLI:NL:RBDHA:2023:15118

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.29883
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de onrechtmatige bewaring van een eiser met de Afghaanse nationaliteit. De eiser had eerder beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 2 mei 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank had op 15 september 2023 bevolen de maatregel van bewaring op te heffen, maar de staatssecretaris heeft deze pas op 18 september 2023 opgeheven. Eiser heeft vervolgens schadevergoeding gevraagd voor de periode waarin de maatregel onrechtmatig is voortgeduurd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring onrechtmatig was na de opheffing op 15 september 2023, omdat er geen geldige maatregel meer bestond. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en heeft de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 300,- aan de eiser voor de onrechtmatige tenuitvoerlegging van de maatregel van 16 tot en met 18 september 2023. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 837,-, die door de staatssecretaris moeten worden vergoed.

De rechtbank heeft in de overwegingen ook opgemerkt dat de eiser geen verdere onderbouwing heeft gegeven voor de gestelde impact op zijn mentale welzijn, waardoor er geen aanleiding was voor een hogere schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29883

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: S. Sewmar).

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 mei 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 15 september 2023 bevolen de maatregel van bewaring op te heffen met ingang van die datum.
Verweerder heeft op 18 september 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 26 september 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Afghaanse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring inmiddels is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank heeft op 15 september 2023 bevolen de maatregel van bewaring op te heffen met ingang van die datum. Uit het M113-formulier blijkt dat de maatregel van bewaring eerst met ingang van 18 september 2023 is opgeheven. Verweerder heeft niet toegelicht waarom niet onmiddellijk gevolg is gegeven aan de uitspraak van de rechtbank. Niet is gebleken van het bestaan van een geldige maatregel van bewaring na 15 september 2023. Het voortduren van de bewaring na die datum was dan ook onrechtmatig.
4. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
5. In de uitspraak van de rechtbank van 12 september 2023 is aan eiser een schadevergoeding toegekend voor de tenuitvoerlegging van de bewaring tot en met 15 september 2023. De rechtbank zal verweerder daarom nu op grond van artikel 106 van de Vw veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser wegens de onrechtmatige tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring van 16 september 2023 tot en met 18 september 2023. De rechtbank stelt de hoogte van de schadevergoeding vast op € 300,-: te weten 3 x € 100,- (verblijf detentiecentrum).
6. In de door eiser gestelde omstandigheid dat hij aanzienlijke levensvreugde heeft gemist en dat het voortduren van de bewaring een grote impact heeft gehad op zijn mentale welzijn, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een hogere schadevergoeding. Eiser heeft het gestelde namelijk niet verder onderbouwd.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 300,- (driehonderd euro), te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,- (achthonderdzevenendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.