In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.G.F.M. Coenders, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit beroep volgt op een eerdere uitspraak van de rechtbank van 25 april 2022, waarin de rechtbank de Staatssecretaris opdroeg om opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser stelt dat de Staatssecretaris deze beslissing niet heeft genomen, wat aanleiding geeft tot het indienen van het beroep. De rechtbank heeft in deze procedure besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk ontvankelijk en gegrond is. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursorgaan binnen een bepaalde termijn op een aanvraag beslissen. Indien dit niet gebeurt, kan de betrokkene een ingebrekestelling indienen. In dit geval is er meer dan zes maanden verstreken sinds de eerdere uitspraak zonder dat er een nieuw besluit is genomen door de Staatssecretaris. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen.
Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 6 april 2023.