ECLI:NL:RBDHA:2023:15115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.17677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van eerwraak en culturele achtergrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Egyptische nationaliteit, heeft op 25 januari 2022 asiel aangevraagd in Nederland, omdat hij vreest voor eerwraak door de familie van een vrouw met wie hij een relatie heeft gehad. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de rechtbank van oordeel is dat de door eiser gestelde vrees niet voldoende is onderbouwd. Eiser heeft aangevoerd dat de culturele achtergrond van de situatie en zijn status als koptisch christen in Egypte de vrees voor eerwraak versterken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Egypte een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser pas na een verblijf van meer dan elf jaar in Nederland om internationale bescherming heeft verzocht, wat afbreuk doet aan de noodzaak van de door hem gevraagde bescherming. De rechtbank heeft de aanvraag van eiser terecht afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17677

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich hierbij laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Egyptische nationaliteit. Hij heeft op 25 januari 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest voor eerwraak door de familie van een vrouw met wie hij ongeveer twaalf jaar geleden in Egypte een relatie heeft gehad. De familie beschuldigt eiser van verkrachting en eist dat hij zich bekeert tot de islam en met de vrouw trouwt, dan wel dat hij een groot geldbedrag betaalt. Als eiser daar niet aan voldoet, vreest hij te worden gedood.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder de problemen die eiser heeft ondervonden naar aanleiding van de relatie met de vrouw geloofwaardig geacht. Verweerder stelt echter dat deze geloofwaardig geachte elementen niet zijn te herleiden tot een van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. [2] Daarnaast is volgens verweerder niet aannemelijk dat eiser dat hij bij terugkeer naar Egypte een reëel risico loopt op ernstige schade. [3]
4. In beroep voert eiser aan dat verweerder ten onrechte van hem verlangt dat hij bewijst dat de familie van zijn ex-partner naar hem op zoek is. Verweerder miskent dat de culturele achtergrond waartegen de gebeurtenissen zich hebben afgespeeld, verklaren waarom ook na twaalf jaar het gevaar op eerwraak nog onverminderd groot is. Dat eiser koptisch christen is maakt de schande voor de familie van de vrouw, en daarmee de vrees van eiser voor eerwraak, alleen maar groter. Eiser is niet veilig in andere delen van Egypte omdat de familie van zijn ex-partner hem overal in Egypte zal kunnen vinden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiser heeft niet betwist dat de door hem gestelde problemen in Egypte niet raken aan de gronden uit het Vluchtelingenverdrag. In geschil is daarom uitsluitend of eiser bij terugkeer naar Egypte een reëel risico loopt op ernstige schade.
6. Het ligt in de eerste plaats op de weg van eiser om de door hem gestelde vrees aannemelijk te maken. Eiser is daar niet in geslaagd. De rechtbank stelt in dat verband vast dat eiser pas na een verblijf van ruim elf jaar in Nederland om internationale bescherming heeft verzocht. Dat eiser daar eerder, kennelijk, geen aanleiding voor zag doet al in vergaande mate afbreuk aan de noodzaak van de door hem gevraagde bescherming. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij niet kan bewijzen dat de familie van zijn ex-partner nog altijd naar hem op zoek is. Verder heeft eiser verklaard dat, nadat hij uit Egypte is vertrokken, zijn eigen familie in Egypte niet meer door de familie van zijn ex-partner is benaderd. De toelichting van eiser dat zijn familie niet meer met die familie spreekt en dat reeds daaruit volgt dat de spanningen onverminderd voortduren, is onvoldoende om te concluderen dat eiser ook thans nog voor problemen moet vrezen.
7. Er is verder geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de culturele en religieuze achtergrond van de door eiser gestelde problemen onvoldoende in zijn beoordeling heeft betrokken. De stelling van eiser dat hij als koptisch christen in Egypte een groter gevaar loopt en minder bescherming geniet van de autoriteiten is niet onderbouwd.
8. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het standpunt dat eiser zich, om aan eventuele problemen te ontkomen, elders in Egypte kan vestigen, een subsidiair standpunt is. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Egypte een reëel risico loopt op ernstige schade. De gronden die zijn gericht tegen het subsidiaire standpunt van verweerder behoeven daarom geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
3.In de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.