In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, op 7 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in Nederland. De Nederlandse autoriteiten hebben op 1 december 2021 een terugnameverzoek gedaan aan Duitsland op basis van de Dublinverordening, welke door Duitsland op 19 december 2021 is goedgekeurd. Eiseres heeft op 3 februari 2023 de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 17 februari 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit.
Op 1 augustus 2023 heeft de Staatssecretaris de aanvraag van eiseres ingewilligd. De rechtbank heeft eiseres op 2 augustus 2023 verzocht om binnen twee weken te laten weten of zij het eens is met dit besluit. Eiseres heeft echter geen reactie gegeven. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht niet nodig was.
De rechtbank heeft geoordeeld dat, aangezien er inmiddels een besluit op de asielaanvraag is genomen, eiseres geen belang meer heeft bij haar beroep tegen het niet tijdig beslissen. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten, omdat er geen geldige ingebrekestelling was en eiseres geen reactie heeft gegeven op het besluit van 1 augustus 2023. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.