ECLI:NL:RBDHA:2023:15087
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met geslaagd beroep op vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van een Syrische verzoekster, die in Nederland wil verblijven bij haar dochter en zoon. Verzoekster heeft op 21 april 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 oktober 2022 is afgewezen. Na bezwaar heeft verzoekster op 31 juli 2023 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij zij verzocht om behandeling als ware zij in het bezit van een mvv. De staatssecretaris heeft in een brief van 21 augustus 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek, wat verzoekster als een toezegging heeft opgevat.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster een geslaagd beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel, omdat de staatssecretaris een toezegging heeft gedaan die door een bevoegde ambtenaar is gedaan. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster zich in een ernstige medische en humanitaire situatie bevindt, waarbij zij niet in staat is voor zichzelf te zorgen en dat de zorg in Syrië niet beschikbaar is. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster zwaarder dan die van de staatssecretaris, die zich beroept op het handhaven van een restrictief toelatingsbeleid. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, waardoor verzoekster als ware zij in het bezit van een mvv wordt behandeld. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan verzoekster.