ECLI:NL:RBDHA:2023:15082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.23288
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 9 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft op 1 september 2023 bepaald dat de overdracht van eiser wordt verboden totdat op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist.

De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen. Eiser, geboren in 2003 en van Syrische nationaliteit, heeft op 6 mei 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar verweerder heeft vastgesteld dat hij eerder in Duitsland een asielaanvraag heeft gedaan, waardoor Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag.

Eiser heeft aangevoerd dat hij in Duitsland niet voldoende bescherming kan verwachten tegen extreemrechts geweld en dat de opvangomstandigheden daar ontoereikend zijn. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank volgt het interstatelijk vertrouwensbeginsel en concludeert dat de Duitse autoriteiten in staat zijn om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.23288 (beroep) en NL23.23289 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam 1] , eiser/verzoeker, hierna: eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 9 augustus 2023 niet in behandeling genomen [1] omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
1.2
De voorzieningenrechter heeft op 1 september 2023 bij wijze van ordemaatregel bepaald dat de overdracht van eiser wordt verboden totdat op het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep is beslist en dat de aan hem geboden opvang en voorzieningen worden voortgezet voor die periode.
1.3
De rechtbank heeft het beroep samen met de voorlopige voorziening op 7 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen met zijn gemachtigde en [naam 2] als tolk. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verder was een tante van eiser aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze uitspraak over?
2. De rechtbank beoordeelt het besluit van verweerder over het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Ook beslist de voorzieningenrechter over het verzoek om de voorlopige voorziening.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en dat verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Hoe is het besluit tot stand gekomen?
4. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2003 en heeft de Syrische nationaliteit. Hij heeft op 6 mei 2023 een asielaanvraag gedaan in Nederland. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat uit het Eurodac systeem is gebleken dat eiser eerder in Duitsland een asielaanvraag heeft gedaan. Verweerder vindt dat Duitsland daarom verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en heeft een terugnameverzoek gedaan bij Duitsland. Dit verzoek is geaccepteerd. Daarna heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

Wat heeft eiser aangevoerd?

5. Eiser is het niet eens met dit besluit. Hij wil dat verweerder zijn asielaanvraag inhoudelijk behandelt en dat hij in Nederland kan blijven. Zijn vingerafdrukken zijn in Duitsland na drie dagen detentie onder dwang afgenomen. Hij wilde daar geen aanvraag indienen omdat zijn familie in Nederland woont en niet in Duitsland. Eiser stelt dat verweerder er niet vanuit kan gaan dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt (het interstatelijk vertrouwensbeginsel). Hij meent dat de Duitse autoriteiten hem niet voldoende kunnen beschermen tegen extreemrechts geweld tegen asielzoekers en racisme. Daarnaast vindt hij de omstandigheden in de opvang van asielzoekers ontoereikend. Eiser heeft bovendien verklaard inhumaan te zijn behandeld in Duitsland en te zijn gediscrimineerd. Tot slot wil eiser in de buurt van zijn familie in Nederland wonen.

Mag verweerder uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

6. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening [2] . Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek geaccepteerd.
7. De Duitse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd het verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen. Gelet hierop kan er dan ook vanuit worden gegaan dat eiser zijn asielmotieven bij de Duitse autoriteiten naar voren kan brengen en dat zijn aanvraag in behandeling wordt genomen. Hierbij is van belang dat de verdragen en Europese richtlijnen ook gelden ten aanzien van de asielprocedure in Duitsland.
In zijn algemeenheid mag verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt en voor passende zorg en opvang zal zorgen. Voor klachten over de opvangvoorzieningen en andere voorkomende problemen kan eiser zich wenden tot de Duitse autoriteiten. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Duitsland een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest [3] of artikel 3 van het EVRM [4] .
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Duitsland zich ten opzichte van hem niet aan zijn internationale verplichtingen houdt of dat er in Duitsland sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen waardoor eiser een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. Hierna zal de rechtbank toelichten hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Discriminatie en rechtsextremistisch geweld

9. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat hij niet aan Duitsland mag worden overgedragen omdat daar sprake is van discriminatie en veelvuldig rechtsextremistisch geweld. Uit het gehoor blijkt niet, en in beroep is ook niet aangevoerd, dat eiser in Duitsland zelf te maken heeft gehad met discriminatie of slachtoffer is geworden van geweld. Uit landeninformatie is wel bekend dat in Duitsland veel rechtsextremistisch geweld plaatsvindt tegen asielzoekers, maar niet is gebleken dat eiser hiertegen geen bescherming kan vragen van de Duitse autoriteiten. De namens eiser overgelegde informatie biedt evenmin voldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat eiser in voorkomende gevallen van extreemrechts geweld geen bescherming kan inroepen van de Duitse (hogere) autoriteiten of dat het vragen om hulp bij voorbaat zinloos zal zijn. Ook is niet gebleken dat de gemelde problemen de Duitse autoriteiten onverschillig laten. De stelling van eiser dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, vanwege extreemrechts geweld naar asielzoekers, volgt de rechtbank dan ook niet.
9.1
Voor zover eiser heeft verklaard dat sprake is van discriminatie en dat hij hardhandig en inhumaan is behandeld en gedetineerd door de Duitse autoriteiten omdat hij geen vingerafdrukken wilde afgeven, heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat dit geen reden is om de behandeling van de asielaanvraag niet over te dragen. Indien eiser vindt dat hij disproportioneel of onrechtmatig is behandeld, kan hij daarover klagen bij de daarvoor geschikte instanties in Duitsland. Verder is niet gesteld of gebleken dat eisers gestelde detentie in Duitsland onrechtmatig en in strijd met de internationale afspraken is geweest. Anders dan eiser stelt, ligt het daarbij niet op de weg van verweerder om aan te tonen dat de gestelde detentie rechtmatig was.
Kritieke omstandigheden in asielzoekerscentra
10. Eiser heeft met de aangehaalde artikelen [5] ook niet aannemelijk gemaakt dat gelet op de opvangvoorzieningen ten aanzien van Duitsland niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiser na het indienen van zijn asielaanvraag gelijk is doorgereisd en geen persoonlijke ervaringen heeft met opvangvoorzieningen in Duitsland. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de aangehaalde stukken blijkt dat de opvangcapaciteit en de leefomstandigheden in veel opvanglocaties wordt bekritiseerd, maar dat daaruit niet geconcludeerd kan worden dat Dublinclaimanten in Duitsland geen toegang hebben tot de opvangvoorzieningen. Niet is gebleken dat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure. Verder heeft verweerder kunnen betrekken dat de Duitse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd dat zij eisers asielverzoek in behandeling zullen nemen. Indien eiser vindt dat hij onrechtmatig wordt behandeld en/of dat zijn opvang niet aan de (minimum)normen voldoet, kan hij daarover klagen bij de daarvoor geschikte instanties in Duitsland. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem niet mogelijk is, en dat de Duitse autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen.
Had verweerder de asielaanvraag onverplicht in behandeling moeten nemen?
11. Verweerder maakt terughoudend gebruik van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, als Nederland daar op grond van in de verordening neergelegde criteria niet toe is verplicht. Gezien de ruimte die verweerder heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van verweerder terughoudend.
11. Verweerder heeft de omstandigheid dat eiser zich inhumaan behandeld en gediscrimineerd voelde in Duitsland niet dermate bijzonder hoeven vinden om eisers asielaanvraag in Nederland in behandeling te moeten nemen. Zou het hem in Duitsland weer gebeuren, dan kan hij daar over de behandeling klagen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Duitse autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen.
11. En hoewel het gelet op eisers leeftijd begrijpelijk is dat eiser bij zijn familie (ooms, tantes, neven en nichten) in de buurt wil wonen, voorziet de Dublinverordening hier niet in. Ook is geen sprake van een afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn familieleden en is niet gebleken dat hij zich in Duitsland niet staande kan houden zonder zijn familieleden. Verweerder heeft deze individuele omstandigheden daarom niet dermate bijzonder hoeven vinden, dat die maken dat eisers overdracht van een onevenredige hardheid getuigt.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
14. Omdat op het beroep van eiser is beslist en de rechtbank dit ongegrond heeft verklaard, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
14. Eiser krijgt in beide zaken geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, voor zover het de hoofdzaak betreft, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en zijn fundamentele vrijheden.
5.Artikelen uit het Nederlands Dagblad van 17 februari 2023, Nu.nl van 19 oktober 2022, Trouw van 9 mei 2023, en NOS.nl van 22 mei 2023.