ECLI:NL:RBDHA:2023:15071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
09/235603-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes op 16-jarige jongen in Leidschendam

Op 5 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag op een 16-jarige jongen. Het incident vond plaats op 15 september 2022 in Leidschendam, waar de verdachte de jongen met een mes in de hals heeft gesneden. Ondanks de ontkenning van de verdachte, heeft de rechtbank op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde met de intentie om dodelijk letsel toe te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vol opzet had om de halsslagader van het slachtoffer te raken, wat de kans op overlijden aanzienlijk vergrootte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van € 23.106,- betalen aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer, die last heeft van herbelevingen en angstklachten na het voorval. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 09/235603-22
Datum uitspraak : 5 oktober 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te Den Haag,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 22 december 2022 (pro forma) en
21 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Roosma en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. M.E. van der Werf naar voren is gebracht.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij
[benadeelde partij] door zijn advocaat mr. M.P. de Klerk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2022 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij]
opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde partij] met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in zijn nek/hals heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2022 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [benadeelde partij] met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in zijn nek/hals heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2022 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] met een mes, althans een
scherp/puntig voorwerp, in zijn hals/nek te snijden.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte, bij gebrek aan voldoende overtuigend bewijs, van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd (kort gezegd) dat het enige belastende bewijs bestaat uit de verklaringen van aangever [benadeelde partij] en getuige [getuige] , terwijl die verklaringen niet worden ondersteund door ander (objectief) bewijs. De raadsman wijst op een langer bestaand burenconflict met de verdachte en stelt dat de mogelijkheid bestaat dat [benadeelde partij] en [getuige] per vergissing de verdachte als dader hebben aangewezen, omdat hun waarneming is beïnvloed door wat zij verwachtten te zien: die boze buurman (de verdachte) met wie al zoveel conflicten waren geweest. Verder zijn er contra-indicaties voor de overtuiging, aldus de raadsman. De raadsman wijst erop dat het een raadsel is waarom de verdachte dit zou doen, dat de verdachte vanaf begin af aan iedere betrokkenheid ontkent, dat de echtgenote van de verdachte zijn verklaring bevestigt en de verdachte en zijn echtgenote verklaren dat de verdachte een korte broek had aangetrokken toen ze thuis waren gekomen, terwijl [benadeelde partij] en [getuige] verklaren dat de dader een donkere spijkerbroek droeg.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid aangever [benadeelde partij] en getuige [getuige]
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde partij] en [getuige] kort na het incident (ongeveer anderhalf uur later) door de politie zijn gehoord. Zij hebben gedetailleerd verklaard over het incident en over het mes en hebben de verdachte aangewezen als dader. [benadeelde partij] en [getuige] ondersteunen elkaar in hun verklaringen en zijn in latere verklaringen in de kern bij hun verklaringen gebleven, zodat zij ook consistent zijn in hun verklaringen.
Bovendien vinden hun verklaringen steun in het geconstateerde letsel en in de camerabeelden, waarop is te zien dat twee personen – waarvan één qua kleding overeenkomt met [benadeelde partij] en de ander op het elektriciteitskastje zat, zoals [getuige] heeft verklaard – met versnelde pas weglopen van de plek naast de woning van de verdachte, alwaar het incident heeft plaatsgevonden. Gelet op dit alles heeft de rechtbank geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de verklaringen van [benadeelde partij] en [getuige] .
De stelling van de verdediging dat [benadeelde partij] en [getuige] ernaast zitten en zich mogelijk hebben vergist door een langer bestaand burenconflict met de verdachte, en de verdachte bij vergissing als dader hebben aangewezen, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft [benadeelde partij] immers in zijn kraag gegrepen en met het mes in de nek geraakt, waardoor de afstand tussen hen kort is geweest en de rechtbank geen enkele reden heeft te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door [benadeelde partij] en [getuige] .
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 15 september 2022 zijn woning uit is gekomen, naar [benadeelde partij] is gelopen, die [benadeelde partij] bij zijn kraag heeft vastgepakt en daarna met een groter mes een snijdende beweging in de nek/hals van die [benadeelde partij] heeft gemaakt.
De door de raadsman genoemde contra-indicaties doen niet af aan de overtuiging van de rechtbank.
Opzet op de dood?
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen en dus of de verdachte opzet had op de dood van [benadeelde partij] , al dan niet in voorwaardelijke zin. Daartoe overweegt zij het volgende.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de hals een zeer kwetsbaar lichaamsdeel is waarin zich een belangrijke slagader bevindt. Ook is algemeen bekend dat bij perforatie van die slagader de kans op overlijden groot is, aangezien hierdoor snel levensbedreigend bloedverlies zal optreden. Dit bloeden kan ook niet “eenvoudig” worden gestopt (zoals dat bijvoorbeeld bij een slagaderlijke bloeding in de arm kan met een tourniquet) omdat het gaat om de hals. De rechtbank is ervan overtuigd dat de verdachte de bedoeling had om de halsslagader van [benadeelde partij] te raken met het mes en dus – gelet op het voorgaande – opzet had op het toebrengen van dodelijk letsel. Dit stelt de rechtbank vast op basis van de gedragingen van de verdachte, het soort mes dat de verdachte heeft gebruikt en het door [benadeelde partij] opgelopen letsel. De verdachte gebruikte een groter mes en sneed welbewust en doelgericht: hij pakte [benadeelde partij] immers bij zijn kraag (waarmee hij [benadeelde partij] positioneerde) voor hij de snijdende beweging maakte richting de nek en hij haalde dus niet ongecontroleerd uit. Hierdoor is een wond ontstaan van maar liefst 9 cm lang die liep over de halsslagader. Als de wond dieper was geweest, dan was de kans groot dat de halsslagader ook daadwerkelijk zou zijn geraakt. Zo leest de rechtbank het bericht van de huisarts hieromtrent. Dat de halsslagader niet is geraakt is niet te danken aan de verdachte, maar aan [benadeelde partij] zelf die nog naar achter heeft kunnen wijken. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de gedraging van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van dodelijk letsel bij [benadeelde partij] gericht te zijn dat het niet anders kan dan dat de verdachte vol opzet had en willens en wetens [benadeelde partij] in de hals heeft gesneden. Het primair tenlastegelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 15 september 2022 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde partij] met een mes in zijn nek/hals heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met slachtoffer [benadeelde partij] en zijn directe familie. Indien de rechtbank zou komen tot een strafoplegging die ertoe leidt dat de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer hoeft te ondergaan, heeft de officier van justitie subsidiair verzocht het contactverbod op te leggen op grond van artikel 38v Sr.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
In de avond van 15 september 2022 bevond het destijds 16-jarige slachtoffer [benadeelde partij] zich met een vriend bij het elektriciteitskastje naast de hoekwoning van de verdachte. Op enig moment kwam de verdachte uit zijn woning en liep naar [benadeelde partij] toe. Uit het niets en totaal onverwacht pakte de verdachte [benadeelde partij] vast bij zijn kraag, en sneed hem met een groter mes aan de zijkant van de hals. De gelukkig ondiepe snijverwonding die hierdoor is ontstaan zal mogelijk geen blijvend litteken achterlaten, maar het is niet aan de verdachte te danken dat het, wat betreft de fysieke verwonding van [benadeelde partij] , nog relatief goed is afgelopen.
Het spreekt vanzelf dat het gepleegde geweld absoluut onaanvaardbaar en levensgevaarlijk is. De rechtbank acht het dan ook kwalijk en zorgelijk dat de verdachte zo gewelddadig heeft gehandeld, terwijl hier ogenschijnlijk een zeer geringe aanleiding voor was.
Verder rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en van begin af aan heeft ontkend [benadeelde partij] met een mes te hebben verwond.
Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van [benadeelde partij] is duidelijk geworden met welke gevolgen hij sinds het incident te maken heeft. Zijn veiligheidsgevoel is sterk aangetast, er is sprake van herbelevingen en angstklachten en hij heeft geen goede nachtrust meer, waardoor hij overdag concentratieproblemen heeft. Dat heeft geleid tot studievertraging. Ook bestaat bij hem nog steeds de angst dat hem of zijn familie iets wordt aangedaan.
Een gewelddadig delict als het onderhavige is een feit waardoor de rechtsorde ernstig wordt geschokt en dat in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengt.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 28 augustus 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder door een strafrechter is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 12 december 2022 en het, in het kader van de geschorste voorlopige hechtenis, uitgebrachte voortgangsverslag van 14 augustus 2023. Daaruit blijkt dat bij de verdachte geen sprake is van problemen op de verschillende leefgebieden en dat bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf financiële problemen dreigen, omdat hij kostwinner is en zijn vrouw arbeidsongeschikt is, waardoor verlies van de eigen woning dreigt. Verder is niet gebleken van een hulpvraag bij de verdachte, zodat aan een behandeling bij De Waag geen verder vervolg is gegeven. Indien een veroordeling volgt met een behandelverplichting kan De Waag opnieuw onderzoeken of er een hulpvraag is. Gelet op de ontkennende houding van de verdachte kan de reclassering geen inschatting doen van het recidiverisico. Ten slotte blijkt uit het voortgangsverslag dat de verdachte zich aan alle schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod met aangever [benadeelde partij] en een locatieverbod met betrekking tot de gemeente Leidschendam-Voorburg met elektronisch toezicht.
Op te leggen straf
Een poging tot doodslag rechtvaardigt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur, omdat de aard en de ernst van het feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden.
De door de officier van justitie gevorderde straf doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot de conclusie komt dat de verdachte vol opzet had op de dood van [benadeelde partij] .
De rechtbank acht het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden. Hiervan zal een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van drie jaren. Het is van belang dat wordt voorkomen dat de verdachte zich wederom schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal daarbij, anders dan door de officier van justitie gevorderd, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen, met uitzondering van het locatieverbod omdat de rechtbank een dergelijk verbod niet aangewezen vindt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de omstandigheid dat sprake is van een langer bestaand burenconflict en de verdachte weer terugkeert naar die buurt omdat hij daar woont, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een geweldsmisdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna in het dictum genoemde voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 23.106,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 18.700,- aan materiële schade (studievertraging op basis van de Richtlijn Studievertraging) en € 4.406,- aan immateriële schade. Verder heeft de benadeelde partij vergoeding gevorderd van € 528,- (gebaseerd op het Liquidatietarief kantonzaken, 2 punten à € 264,-) voor gemaakte proceskosten.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering inhoudelijk niet weersproken.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door het bewezen verklaarde feit heeft de benadeelde partij het studiejaar 2022-2023 niet gehaald en is een studievertraging ontstaan. Overeenkomstig de normbedragen uit de Letselschade Richtlijn Studievertraging wordt ter vergoeding van deze studievertraging
€ 18.700,- gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat die schade, als rechtstreekse schade door het bewezenverklaarde feit, voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien die schade voldoende is onderbouwd en door en namens de verdachte niet is weersproken. Ook overigens komt de rechtbank dat bedrag niet onrechtmatig of ongegrond voor. De gevorderde materiële schade zal dus worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en op een andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank zal, gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd (hetgeen door de verdachte niet is weersproken), de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op het bedrag zoals gevorderd.
Conclusie
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 23.106,-, bestaande uit € 18.700,- aan materiële schade en € 4.406,- aan immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 september 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan, en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De proceskosten worden begroot conform het liquidatietarief in civiele kantonzaken. Voor het indienen van de vordering en de mondelinge behandeling daarvan ter terechtzitting heeft de benadeelde partij recht op vergoeding van twee punten. Aangezien de gevorderde proceskosten van
€ 528,- niet boven de vergoeding van twee punten uitstijgt, zullen de proceskosten worden begroot op € 528,-.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met
[benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum 2] , wonende aan de [adres 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
en
- zich binnen drie werkdagen na de uitspraak meldt bij de Reclassering Nederland aan de Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
en
- zich gedurende de proeftijd, indien geïndiceerd of als dat uit een intakegesprek nodig blijkt, laat behandelen door de Waag of een nader te bepalen instelling, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen door of namens die zorginstelling gegeven;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het – op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht – uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 23.106,-en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan
[benadeelde partij];
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op
€ 528,-, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 23.106,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van
[benadeelde partij];
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van
150 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M.A. de Koning, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. F. Bouman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J. Biljard, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2023.
Bijlage: de bewijsmiddelen
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022278095, van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 95).

1. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] , opgemaakt op 15 september 2022, voor zover inhoudende (p. 4 en 5):

Op 15 september 2022 omstreeks 21.05 uur bevond ik mij samen met mijn vriend [getuige]
(rechtbank: getuige [getuige] )rond het elektriciteitshuisje op de hoek van de Gravin Juliana van Stolberglaan en de [adres 1] te Leidschendam. Mijn vriend was op dat moment met een laserlampje aan het rondschijnen. Wij zitten daar af en toe, maar zijn al vaker weggestuurd door de bewoner van de [adres 1] . Ik liep richting de [adres 1] . Ik keek vervolgens in de richting van de [adres 1] . Ik zag dat op de stoep voor perceelnummer [adres 1] een man staan. Ik herkende de man als de bewoner van dat adres. Ik ken hem als buurman. Ik weet dat deze man [verdachte] heet. Ik zag dat hij een vest of jas aan had met een donkere spijkerbroek. Ik keek richting de [adres 1] en zag dat de man aan kwam lopen. Ik zag dat terwijl hij aan kwam lopen hij zoekend om zich heen keek. Ik vroeg aan hem wat er aan de hand was. Ik vroeg vervolgens aan hem of ik hem kon helpen met het zoeken van iets. Ik hoorde dat hij kort antwoordde dat er niks was. Ik zag dat hij op dat moment zo’n anderhalve meter van mij vandaan was. Ik zag dat hij nog steeds naar mij toe liep. Ik zag dat hij in de richting van de Gravin Juliana van Stolberglaan keek. Ik keek dezelfde richting op als hem, om te kijken waar hij naar keek. Zodra ik dit deed zag ik vanuit mijn ooghoek dat hij een trekkende beweging maakte met een van zijn handen. Ik weet niet of dit de rechter of de linkerhand was. Hierop keek ik weer naar hem. Ik hoorde op dat moment het geluid van metaal op metaal. Ik herkende het geluid als het geluid dat je hoort in films als er een zwaard getrokken wordt. Ik zag vervolgens een zilveren schim. Ik dacht dat het een lemmet van een mes was. Ik dacht te zien dat het handvat hiervan groen was. Ik voelde kort daarop een koude lijn langs de rechterkant van mijn nek gaan. Ik dacht direct dat ik in mijn nek gesneden was met een mes. Ik riep tegen [getuige] : “hij heeft mij gestoken.” Ik draaide mij weg van de man en liep snel weg.

2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 september 2022, voor zover inhoudende (p. 25):

Op 16 september had ik een gesprek met aangever [benadeelde partij] . Ik vroeg de aangever of hij het mes nader voor mij kon omschrijven. Ik hoorde hem het volgende verklaren:
“Ik zag dat het een lang mes was. Het was ook een breed mes. Ik zag dat het heft van het mes groen was. Ik zag dat het een lang lemmet had.”
Ik vroeg aan hem of er een mes in de keuken aanwezig was welke ongeveer net zolang als dat mes was. Ik zag dat hij hierop een mes uit een messenblok pakte. Ik zag dat hij een mes pakte met een lemmet van ongeveer 30 centimeter lang. Ik hoorde dat de aangever verklaarde.
“Dit is ongeveer het mes. Ik denk dat hij nog iets langer was.”

3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 15 september 2022, voor zover inhoudende (pagina 9 en 10):

[benadeelde partij] en ik liepen omstreeks 21.00 uur buiten in de buurt. We wilden naar het elektriciteitshuisje gaan. Daar zitten wij vaker. Wij waren met de laserpen rond aan het schijnen. Ik ging op het elektriciteitshuisje zitten. [benadeelde partij] stond naast mij. Ik hoorde [benadeelde partij] zeggen, [verdachte] is daar. Ik zag dat [verdachte] de hoek om gelopen kwam. [verdachte] zag er als volgt uit: donker gekleed en donkere spijkerbroek. Ik ken [verdachte] van eerdere burenruzies. Ik zag dat [verdachte] om zich heen aan het kijken was. Ik dacht dat hij iets aan het zoeken was. Hij keek heel erg om zich heen. Ik hoorde [benadeelde partij] vragen of hij [verdachte] ergens mee kon helpen. Ik zag dat [verdachte] opkeek en ‘nee hoor’ zei. Ik zag dat [verdachte] naar [benadeelde partij] toe liep. Ik zag dat [verdachte] met zijn rechterhand [benadeelde partij] bij de linkerkant van zijn kraag vastpakte. Ik zag dat [verdachte] met zijn linkerhand ineens een mes vast had. Wat hij in zijn hand had was donker en ik zag dat het handvat groen van kleur was. Ik zag dat [verdachte] [benadeelde partij] in zijn nek sneed. Met zijn linkerhand sneed hij [benadeelde partij] met een mes aan de rechterkant van zijn nek. Ik zag dat hij diagonaal sneed. Ik zag dat [verdachte] [benadeelde partij] los liet. Ik hoorde [benadeelde partij] zeggen: “ik ben in mijn nek gestoken”. Vervolgens liep [verdachte] weg en zag ik dat het een mes was. Het mes zat in zijn linkerhand. Ik zag dat [verdachte] in de richting van zijn woning liep. [verdachte] woont op de [adres 1] . [benadeelde partij] liet de wond aan mij zien. Ik zag dat het aan de rechterkant van zijn nek zat. Ik zag dat het een snijwond was.

4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 september 2022, voor zover inhoudende (p. 26):

Op 16 september 2022 was ik in gesprek met getuige [getuige] . Ik vroeg aan de getuige wat hij verder kon verklaren over het mes dat hij een dag eerder had gezien. Ik hoorde hem het volgende verklaren: “Het was een heel lang mes. Het was langer dan een vleesmes. Het lemmet was volgens mij zwart en het heft was groen, een soort van legergroen.” Ik vroeg aan de getuige of hij een vergelijkbaar mes uit zijn keuken kon pakken. Ik zag dat hij een smal, dun vleeswarenmes pakte. Ik zag dat het mes zeker 40 a 45 centimeter lang was. Verder verklaarde hij dat het mes veel breder was. Een centimeter a 4 of 5.

5. Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [benadeelde partij] , opgemaakt en ondertekend op 20 september 2022 door huisarts [naam] , voor zover inhoudende (p. 53):

Uitwendig waargenomen letsel
9 cm lange laceratie (
rechtbank: weefselverscheuring) v.d. epidermis (
rechtbank: opperhuid) tot op de dermis (
rechtbank: lederhuid). Rechts in de hals tot voorzijde net onder strottenhoofd. Niet wijkend. Net achter re. oorlel puntsteek-verwonding.
Datum onderzoek: 16/09/22.

6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 september 2022, voor zover inhoudende (pagina 55):

Op 20 september 2022 heb ik telefonisch contact opgenomen met huisartsenpraktijk [huisartsenpraktijk] te Den Haag. Mw. [naam] heeft de verwonding van [benadeelde partij] gezien en beoordeeld. Ik stelde de volgende vraag: “hoe dicht zit de snijwond bij de halsslagader?”. Op 21 september 2022 kreeg ik per mail het volgende antwoord:
“De wond, door mijzelf beoordeeld, liep over het gebied van de halsslagader heen, verwonding betrof een de opperhuid tot op de lederhuid. Hoe dicht dit precies op de halsslagader zit (afstand van de huid tot aan de slagader) kan ik niet goed zeggen, maar bij een diepere verwonding kom je wel op de halsslagader uit.”

7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 september 2022, voor zover inhoudende (pagina 45 t/m 46):

Ik was belast met het uitkijken van de beelden. Ik zag dat het cameraveld zicht had op de hoek Gravin Juliana van Stolberglaan en [adres 1] . In beeld zie ik het elektrahuisje waar [getuige] en [benadeelde partij] over verklaren. Ook zie ik achter het elektrahuisje de houten schutting van de woning van de verdachte.
De aangever T. [benadeelde partij] verklaarde op 15 september 2022 dat hij en zijn vriend
[getuige] omstreeks 21:00 uur buiten waren en bij het electra huis welke staat op de hoek Gravin van Juliana van Stolberglaan / [adres 1] .
[getuige] verklaarde dat hij op het electra huisje is geklommen.
Op 23 september 2022 sprak ik met [benadeelde partij] . Ik vroeg hem wat hij de avond van 15 september droeg. Hij vertelde mij dat hij die avond een zwarte trui en een donkere broek droeg.
15/09/2022 te 21:09:29 uur:
Ik zie een persoon geheel in het donker gekleed lopen richting de hoek Gravin Juliana van Stolberglaan / [adres 1] . Op de achtergrond zie ik het elektrahuisje en de houten schutting van de woning van de verdachte [verdachte] .
15/09/2022 te 21:10:05 uur:
Ik zie een persoon vanaf de hoek Gravin Juliana van Stolberglaan / [adres 1] richting het elektrakastje lopen. De persoon heeft een licht shirt aan. De persoon klimt vervolgens op het elektrakastje.
15/09/2022 te 21:10:52 uur:
Ik zie dat de persoon in het zwart gekleed uit de richting van hoek Gravin Juliana van Stolberglaan / [adres 1] het beeld in loopt. Hij loopt met een versnelde pas over de Gravin Juliana van Stolberglaan.
15/09/2022 te 21:10:53 uur:
Ik zie dat de persoon in het zwart gekleed snel wegloopt.
15/09/2022 te 21:10:55 uur:
Ik zie dat de persoon in het licht gekleed van het elektrakast af springt.
15/09/2022 te 21:11:03:
Ik zie dat de persoon in het licht gekleed dezelfde kant op rent als de persoon in het zwart.