In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, woonachtig te ’s-Hertogenbosch, de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) heeft aangeklaagd. Eiser vorderde schorsing van zijn uitleveringsdetentie, maar de voorzieningenrechter heeft hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen. De achtergrond van de zaak betreft een aanhoudingsbevel van de Zwitserse autoriteiten tegen eiser, die verdacht wordt van een overtreding van de Zwitserse Opiumwet. Eiser werd op 1 augustus 2023 aangehouden en heeft sindsdien een verzoek tot schorsing van zijn voorlopige hechtenis ingediend, dat door de rechtbank Gelderland is afgewezen. Eiser stelde dat de procedure bij de rechtbank Gelderland niet effectief was en dat zijn spoedeisend belang niet werd gediend.
De voorzieningenrechter overwoog dat er een bijzondere rechtsgang openstond voor eiser bij de strafrechter, die voldoende waarborgen bood. De voorzieningenrechter concludeerde dat de behandeling van het schorsingsverzoek door de rechtbank Gelderland op 6 oktober 2023 niet onredelijk laat was, gezien de complexiteit van de zaak en de noodzaak van expertise. Eiser had eerder al een schorsingsverzoek ingediend dat was afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtsgang bij de strafrechter effectief was. Daarom werd eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen, en werd hij veroordeeld in de proceskosten.