ECLI:NL:RBDHA:2023:15030

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.13738
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grensdetentie en rechtmatigheid van vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die met een Keniaans paspoort naar Nederland was gereisd, had asiel aangevraagd na te zijn teruggestuurd vanuit Suriname. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel beoordeeld, waarbij eiser aanvoerde dat hij Somalische nationaliteit heeft en dat zijn asielaanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de grensprocedure rechtmatig was toegepast, aangezien eiser in het bezit was van een Keniaans paspoort dat door de Koninklijke Marechaussee als echt was bevonden. Eiser heeft zijn stelling dat hij Somalisch is niet voldoende onderbouwd, en de rechtbank volgde hem hierin niet. De rechtbank heeft ook ambtshalve vragen gesteld over de belangenafweging met betrekking tot de toepassing van een lichter middel, maar oordeelde dat verweerder voldoende had toegelicht dat alle relevante omstandigheden waren meegewogen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam Bestuursrecht zaaknummer: NL23.13738
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: R.L.F. Zandbelt).

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2023 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft op 7 mei 2023 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is met een Keniaans paspoort vanuit Kenia via Turkije naar Nederland gevlogen, voor een transit naar Suriname. De Surinaamse autoriteiten hebben hem geweigerd aan de grens en teruggestuurd naar Nederland. Op de luchthaven Schiphol heeft eiser vervolgens asiel aangevraagd. De Koninklijke Marechaussee (hierna: de KMar) heeft het Keniaanse paspoort van eiser gecontroleerd en echt bevonden. Eiser heeft verklaard dat hij eigenlijk de Somalische nationaliteit bezit en dat de gegevens op het Keniaanse paspoort niet helemaal overeen komen met zijn echte gegevens. De asielaanvraag van eiser is in de grensprocedure behandeld en hem is een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Deze bewaringszaak gaat in essentie over de vraag of die vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig is opgelegd en rechtmatig voortduurt.
Juridisch kader
2. Als een vreemdeling aan de grens te kennen geeft een asielaanvraag te willen indienen, wordt die aanvraag in de grensprocedure getoetst aan, kort gezegd, (i) de grond voor het niet in behandeling nemen daarvan, (ii) de gronden voor niet- ontvankelijkverklaring daarvan en (iii) de gronden voor afwijzing wegens kennelijke ongegrondheid daarvan.1 De behandeling van de asielaanvraag vindt in die grensprocedure plaats zolang redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hierop kan worden besloten met toepassing van één van die drie hiervoor genoemde uitkomsten.2
3. Aan de vreemdeling wiens aanvraag in de grensprocedure wordt behandeld, kan een vrijheidsontnemende maatregel worden opgelegd.3 Die vrijheidsontnemende maatregel wordt opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Die maatregel wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.4
Beroepsgrond eiser
4. Eiser voert aan dat de grensprocedure alleen kan worden toegepast wanneer de asielaanvraag als kennelijk ongegrond kan worden afgedaan, of als de aanvraag niet- ontvankelijk is of niet in behandeling wordt genomen. Volgens eiser is daar in dit geval geen sprake van, omdat hij van meet af aan heeft verklaard dat hij Somalisch en niet Keniaans is en omdat asielaanvragen van Somaliërs niet als kennelijk ongegrond worden afgedaan. Daarom is de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig en is zijn asielaanvraag ten onrechte afgedaan als kennelijk ongegrond, aldus eiser.
5. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat de bewaringsrechter niet kan toekomen aan een oordeel over de asielprocedure. Verweerder wijst er op dat de asielaanvraag van eiser bij besluit van 4 mei 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen en dat eiser zijn klachten daartegen aan de orde kan stellen in het door hem ingestelde beroep tegen dat besluit. Verweerder heeft er subsidiair op gewezen dat eiser meerdere reisbewegingen heeft gemaakt met een Keniaans paspoort, welk paspoort door de KMar echt is bevonden. Verweerder gaat dus uit van de Keniaanse nationaliteit. Eiser is er volgens hem niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij (ook) de Somalische nationaliteit heeft.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. Nog daargelaten in hoeverre de bewaringsrechter kan oordelen over inhoudelijke klachten die zien op de asielprocedure, wordt eiser niet gevolgd in zijn stelling dat zijn aanvraag niet door verweerder in de grensprocedure mocht worden behandeld. Eiser vroeg aan de grens asiel aan en was in het bezit van een Keniaans paspoort, dat door de KMar echt is bevonden en waarmee hij ook daadwerkelijk verschillende reisbewegingen heeft kunnen maken. Eiser stelt weliswaar dat hij niet Keniaans maar Somalisch is, maar hij heeft dat standpunt in deze bewaringsprocedure verder niet onderbouwd. De door eiser tijdens zijn nader gehoor aan verweerder overhandigde kopie van zijn geboorteakte en kopie van een verklaring van bevestiging identiteit, maken dat niet anders. Verweerder heeft die kopieën namelijk niet op echtheid kunnen onderzoeken. Bovendien zijn die stukken in deze bewaringsprocedure niet ingebracht. De door eiser aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.
1. Artikel 3, derde lid, Vreemdelingenwet
2 Artikel 3.109b, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000
3 Artikel 6, derde lid, Vreemdelingenwet
4 Artikel 5.1a, derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000
Motivering lichter middel
7. De rechtbank heeft ter zitting nog ambtshalve vragen gesteld over de gemaakte belangenafweging in het kader van de al dan niet toepassing van een lichter middel.
8. Uit het proces-verbaal van bevindingen bij de asielaanvraag blijkt dat het voornemen was geuit om eiser een vrijheidsontnemende maatregel op te leggen. Eiser is gevraagd of er feiten of omstandigheden waren die maakten dat dat volgens hem in zijn geval niet mogelijk was. Eiser antwoordde daarop: “
Nee, daar heb ik geen problemen mee.” Vervolgens is gevraagd naar bijzondere medische omstandigheden waarmee rekening gehouden diende te worden. Eiser antwoordde daarop: “
Ik ben gezond. Ik heb alleen last van mijn schouder door [een] breuk die nooit goed hersteld is.” Bij de opgelegde maatregel is vervolgens de volgende motivering ten aanzien van de toepassing van een lichter middel opgenomen: “
Vreemdeling verklaart gezond te zijn en geen medicijnen te gebruiken. Om die reden heb ik besloten geen lichter middel toe te passen. Op het aanmeldcentrum zijn daarnaast voldoende medische voorzieningen aanwezig.”
9. Ter zitting is namens verweerder verklaard dat de door eiser benoemde last van zijn schouder inderdaad niet expliciet in de gemaakte belangenafweging staat vermeld. Maar, zo is namens verweerder toegelicht, dat neemt niet weg dat alle relevante omstandigheden wel degelijk zijn meegewogen. Dit blijkt volgens verweerder ook uit de toevoeging in de motivering dat op het aanmeldcentrum voldoende medische voorzieningen aanwezig zijn.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee voldoende toegelicht dat van een motiveringsgebrek in de opgelegde maatregel geen sprake is.
11. Ook ambtshalve is de rechtbank dus niet gebleken dat de maatregel onrechtmatig aan eiser is opgelegd, noch dat deze onrechtmatig voortduurt.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.B. Cramwinckel, rechter, in aanwezigheid van
D.P. van Middelkoop, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 mei 2023

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.