ECLI:NL:RBDHA:2023:15027

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/649279 / JE RK 23-1239
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling en verzoek tot medische beslissingsbevoegdheid in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan over de wijziging van de omgangsregeling tussen de kinderen [naam01] en [naam02] en hun ouders, in het kader van een ondertoezichtstelling. De zaak is voortgekomen uit een verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, om de omgangsregeling te wijzigen die eerder was vastgesteld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de omgang tussen de kinderen en de moeder niet goed verloopt en dat er behoefte is aan meer structuur en duidelijkheid in de omgangsregeling. De ouders zijn in een conflict verwikkeld, wat de kinderen onder druk zet en hen in een loyaliteitsconflict plaatst. De kinderrechter heeft besloten dat [naam01] één dagdeel per drie weken naar de moeder gaat en dat [naam02] eens per drie weken van zaterdag tot zondag bij de moeder verblijft. Tevens is er een verzoek van de vader gedaan om te bepalen dat de gecertificeerde instelling niet bevoegd is om de inname van Ritalin door [naam02] als voorwaarde voor contact met de moeder te stellen. De kinderrechter heeft dit verzoek toegewezen, omdat er geen medische noodzaak is aangetoond voor het gebruik van Ritalin tijdens het verblijf bij de moeder. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders de kinderen emotionele toestemming geven voor contact met de andere ouder, om zo de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/649279 / JE RK 23-1239
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter
I.
Wijziging omgangsregeling ex artikel 1:265g BW
II.
Verzoek ex artikel 1:262b BW
in de zaak naar aanleiding van het op 15 juni 2023 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
- [naam01]geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] , [geboorteland] ,
hierna te noemen: [naam01] ;
- [naam02]geboren op [geboortedatum02] 2011 te [woonplaats01] , [geboorteland] ,
hierna te noemen: [naam02] ,
hierna samen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam03] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats02] , gemeente [plaats01] ,
advocaat: mr. M. Erkens, te Wateringen,
[naam04] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats02] , gemeente [plaats01] ,
advocaat: mr. M.E.R. van Herpen, te Den Haag.
Het procesverloop
Bij beschikking van 13 juli 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is bepaald dat [naam01] en [naam02] in de zomervakantie van 2023 twee weken bij de moeder zullen zijn, nadat zij met de vader van vakantie zijn teruggekeerd. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft (opnieuw) kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- voornoemde beschikking van 13 juli 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling, ingekomen bij de griffie op 13 september 2023;
- het verweerschrift tevens houdende een zelfstandige verzoek, met producties, van de zijde van de vader, ingekomen bij de griffie op 14 september 2023;
- de brief van 18 september 2023, met producties, van de zijde van de moeder, ingekomen bij de griffie op 18 september 2023.
Op 20 september 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [naam05] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
[naam01] en [naam02] zijn voorafgaand aan de zitting gezamenlijk in raadkamer gehoord.
Feiten
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar voormelde beschikking van 13 juli 2023.
Verzoek en verweer
Zoals uit de beschikking van 13 juli 2023 volgt heeft de gecertificeerde instelling verzocht de bij beschikking van 17 januari 2023 vastgestelde omgangsregeling te wijzigen en de omgang tussen de kinderen en de moeder als volgt vast te stellen:
  • [naam01] : een dagdeel per drie weken, waarbij ouders en [naam01] samen een plan maken;
  • [naam02] : een weekend per twee weken in de even weken van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag, waarbij [naam02] zelf naar moeder gaat en zondag naar vader gaat.
De kinderrechter verwijst voor de onderbouwing van het verzoek en het verweer van de ouders en het zelfstandig verzoek van de vader naar de beschikking van 13 juli 2023.
De gecertificeerde instelling geeft in de update van 13 september 2023 aan dat het de ouders niet is gelukt om de afgelopen zomervakantie uitvoering te geven aan de omgangsregeling zoals bepaald is bij beschikking van 13 juli 2023. Het lukt de vader onvoldoende om de kinderen emotioneel toestemming te geven in hun contact met de moeder. De vader laat de beslissing tot het contact met de moeder veelal aan de kinderen zelf over. De vader geeft in het geval van [naam02] geen toestemming voor contact met de moeder op het moment dat zij de medicatie van [naam02] (Ritalin) niet verstrekt. Er heerst nog veel spanning tussen de ouders, waardoor het voor de kinderen onmogelijk is om zich vrij te bewegen, zonder steeds het gevoel te hebben te moeten kiezen tussen de ouders. Het is belangrijk dat de ouders kaders neerzetten voor de omgang tussen de moeder en de kinderen. Als de gecertificeerde instelling deze kaders wil bieden, is er een verschuiving te zien van het patroon van strijd tussen de ouders, naar strijd tussen de vader en de gecertificeerde instelling. Op het moment dat er niet wordt ingegrepen, acht de gecertificeerde instelling het risico zeer groot dat de kinderen het contact met de moeder helemaal verliezen en er verdere verstoring in de hechting plaats zal vinden. Ook worden er risico’s gezien op het gebied van identiteitsontwikkeling en algehele ontwikkeling. Het is belangrijk dat er zo min mogelijk discussieruimte tussen de ouders ontstaat. De vakantieperiodes moeten duidelijk zijn, evenals de wisselmomenten en de haal- en brengmomenten. Het is daarnaast van belang dat er geen voorwaarden worden verbonden aan de omgang, maar het belang van het contact met de andere ouder centraal staat.
De vader stelt voorop dat hij de kinderen te allen tijde stimuleert in het contact met de moeder. Daarnaast benadrukt hij dat [naam02] de afgelopen periode grote sprongen in zijn ontwikkeling heeft gemaakt. Hij ziet dat [naam02] last heeft van de discussie over de omgang. Een gedwongen omgangsregeling acht de vader onuitvoerbaar. De feiten en het verleden laten zien dat [naam02] zelf wegloopt als hij bij de moeder is of er überhaupt niet heen wil. [naam01] is daarnaast flink aan het puberen. De vader ondersteunt het contact tussen de moeder en de kinderen. Hij geeft aan dat hij de kinderen stimuleert en herinnert aan de omgang met de moeder. Hij heeft [naam02] meermaals teruggebracht naar de moeder op het moment dat hij hier was weggelopen. [naam02] voelt zich niet altijd veilig bij de moeder. De verzochte weekendregeling van een weekend per twee weken vraagt teveel van [naam02] . De vader voert verder aan dat sprake is van een patroon van onvoorspelbaarheid van de gecertificeerde instelling en dat betrokkenheid van de gecertificeerde instelling niet leidt rust, maar tot conflict en onrust.
De vader voert ter onderbouwing van het verzoek ex artikel 1:262b BW het volgende aan. . De vader wijst er op dat hij als ouder met eenhoofdig gezag de beslissingsbevoegdheid heeft ten aanzien van de medicatie voor [naam02] . De Ritalin is door de psychiater geadviseerd en voorgeschreven. Structuur en duidelijkheid inzake de Ritalin is voor [naam02] van essentieel belang. Als de medicatie uitwerkt kan het gedrag van [naam02] escaleren. De gecertificeerde instelling is ten onrechte van mening dat de moeder zelf mag beslissen of zij Ritalin aan [naam02] geeft en creëert hiermee onduidelijkheid en strijd. Verder is de vader van mening dat verbetering van de kwaliteit van de relatie tussen de moeder en [naam02] meer kans op verbetering biedt dan een gerechtelijke uitspraak over de omgang. Om die reden dient Basic Trust of iets vergelijkbaars ingezet te worden voor [naam02] en de moeder.
Namens en door de moeder is ingestemd met de verzochte wijziging van de omgangsregeling, althans heeft zij zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. De moeder vindt het belangrijk dat er duidelijkheid komt over de omgang. De vakantieregeling is niet van de grond gekomen terwijl de kinderen in eerste instantie heel positief reageerden op de plannen van de moeder. De moeder stelt dat de vader haar wantrouwt en onbelast contact tussen haar en de kinderen in de weg staat. Zij wil benadrukken dat zij onwijs trots is op hetgeen de kinderen - ondanks de chaos die is ontstaan door de conflictueuze echtscheiding – tot nu toe hebben bereikt.
Namens en door de moeder is verweer gevoerd tegen het zelfstandige verzoek van de vader ex 1:262b BW. De moeder ziet in dat [naam02] ontwikkelingen doormaakt op school omdat hij – mede door zijn medicatiegebruik - meer focus heeft. De moeder is echter van mening dat zij ook anders met de medicatie om mag gaan op het moment dat [naam02] bij haar verblijft. De moeder geeft verder aan dat zij altijd heeft meegewerkt aan en open heeft gestaan voor alle vormen van hulpverlening. De moeder acht het van belang dat er hulpverlening voor de kinderen wordt ingezet zodat zij zich - los van de ouders - kunnen leren uiten. Ondanks de langlopende ondertoezichtstelling is er nog geen hulp voor de kinderen van de grond gekomen. Op dit moment lijkt hier echter onvoldoende draagvlak voor. Er wordt door de vader geen waarde gehecht aan de aangeboden hulpverlening. Daarnaast geeft de moeder aan dat er geen duidelijkheid en structuur ontstaat op het moment dat de kinderen – zoals de vader voorstelt - zelf de omgang met haar mogen invullen.
In reactie op het zelfstandige verzoek van de vader ex 1:262b BW stelt de gecertificeerde instelling dat de standpunten van de ouders ten aanzien van het medicatiegebruik van [naam02] uiteenlopen. De gecertificeerde instelling heeft zich laten adviseren door Curium en een betrokken arts.
Beoordeling
Verzoeken ex 1:262b BW
Op grond van het bepaalde in artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
De kinderrechter stelt voorop dat in het kader van de geschillenregeling concrete geschillen over de uitvoering van de ondertoezichtstelling aan de kinderrechter kunnen worden voorgelegd. De kinderrechter is van oordeel dat het verzoek van de vader te bepalen dat de gecertificeerde instelling zonder nadere gerechtelijke beslissing niet bevoegd is vader te belemmeren in de uitoefening van het ouderlijk gezag, met name niet op medisch gebied, te algemeen en onbepaald is, zodat het verzoek in zoverre zal worden afgewezen.
De kinderrechter constateert verder dat het gebruik van Ritalin door [naam02] de ouders al langere tijd verdeeld houdt. De gecertificeerde instelling heeft advies ingewonnen bij deskundigen over het gebruik van Ritalin, waaruit kort gezegd volgt dat het niet schadelijk is als [naam02] geen Ritalin gebruikt gedurende de tijd dat hij bij zijn moeder is.
De kinderrechter heeft een vergelijk tussen de betrokkenen beproefd, maar stelt vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is. De vader en de gecertificeerde instelling blijven van mening verschillen over de door de vader gestelde voorwaarde van de inname van Ritalin voor (langdurig) contact tussen de moeder en [naam02] .
De kinderrechter overweegt dat het nemen van medische beslissingen, waaronder het gebruik van medicijnen, is voorbehouden aan de ouder met gezag. In dit geval is sprake van een gezag beperkende maatregel, te weten een ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling heeft hiermee de taak gekregen het belang van het kind te beschermen. Er is echter niet gebleken van een zwaarwegend (medisch) belang van [naam02] bij het al dan niet gebruiken van Ritalin gedurende de tijd dat hij bij zijn moeder is. Nu geen sprake is van een medische noodzaak en de zienswijzen van de ouders over het gebruik van Ritalin sterk uiteenlopen, acht de kinderrechter de visie van vader als gezaghebbende ouder en primaire opvoeder van [naam02] bepalend. Daarnaast wil de kinderrechter de druk, die als gevolg van de discussie over de Ritalin op [naam02] wordt gelegd, weghalen. De kinderrechter acht het bovendien van belang duidelijkheid op dit punt te verschaffen nu uit de stukken duidelijk is geworden dat dit een langslepende discussie is. Gelet hierop zal de kinderrechter het verzoek van de vader toewijzen als hierna vermeld.
Tevens strekt het verzoek van de vader ertoe te bepalen dat de gecertificeerde instelling de mogelijkheden moet onderzoeken van de inzet van Basic Trust om de kwaliteit van het contact tussen de moeder en [naam02] te verbeteren. De kinderrechter is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat in deze sprake is van een geschil over de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter zal dit verzoek afwijzen.
Verzoek tot wijziging omgangsregeling ex artikel 1:265g BW
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang een zorgregeling vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Bij beschikking van 17 januari 2023 heeft de rechtbank bepaalt dat [naam02] omgang heeft met de moeder, waarbij de gecertificeerde instelling de vorm en omgang bepaalt. Daarbij is overwogen dat een duidelijke regeling nodig is, gelet op het belang van [naam02] bij meer structuur in het contact met de moeder.
Uit de stukken en uit wat ter zitting is besproken blijkt dat sinds de beschikking van 17 januari 2023 de omgang tussen [naam02] en de moeder, ondanks de inzet van de gecertificeerde instelling, stroef en moeizaam verloopt. Het lukt de ouders, samen met de gecertificeerde instelling, niet om tot goede afspraken over de omgang te komen. Het is de kinderrechter verder duidelijk geworden dat de kinderen zich onvoldoende vrij voelen om onbelast contact te hebben met beide ouders. Want ondanks dat de kinderen aangeven het contact met moeder op zichzelf plezierig te vinden komt dit contact niet of onvoldoende tot stand. De kinderrechter vindt het belangrijk dat het contact tussen de moeder en de kinderen behouden blijft.
Gelet hierop acht de kinderrechter het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de bij beschikking van 17 januari 2023 vastgestelde omgangsregeling wordt gewijzigd en zal zij de gecertificeerde instelling ontvangen in haar verzoek.
Omgang
Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat er nog steeds een aanhoudende strijd is tussen de ouders. De onderlinge verstandhouding tussen de ouders is ernstig verstoord, waarbij gezien wordt dat de ouders niet tot een constructieve wijze van communiceren komen en elkaar nog steeds wantrouwen. De kinderrechter ziet dat de ouders uitgeput en moedeloos zijn geraakt. Dit zorgt ook voor spanningen bij de kinderen.
De kinderrechter acht het in het belang van de kinderen dat er onbelast contact met de moeder is. Daarvoor is het noodzakelijk dat beide ouders de kinderen, niet alleen in woord maar ook in gedrag, emotionele toestemming geven voor het contact met de andere ouder. Met name [naam02] verkeert in een loyaliteitsconflict waar hij zeer onder lijdt. De kinderrechter hoopt dat [naam02] in de toekomst de ruimte krijgt om de moeder weer meer toe te laten in zijn leven.
De kinderrechter put hoop uit het gegeven dat zowel de vader als de moeder achter het contact tussen de moeder en de kinderen staan. Anders dan de vader acht de kinderrechter het het meest in het belang van de kinderen als er een omgangsregeling wordt vastgelegd. Het neerleggen van het realiseren van het contact met de moeder bij de kinderen legt een te grote verantwoordelijkheid neer bij de kinderen. Dit blijkt naar het oordeel van de kinderrechter ook uit het gegeven dat het contact moeizaam tot stand komt en er ook tussen [naam01] en de moeder heel weinig contact is, terwijl de kinderen aangeven dat het contact met de moeder op zichzelf goed is. Om onnodige discussie te voorkomen en het risico te vermijden dat de kinderen de moeder steeds minder of zelfs niet meer zullen zien, acht de kinderrechter het van belang dat er duidelijkheid komt over wanneer de kinderen in ieder geval bij de moeder zullen zijn. De kinderrechter zoekt hiervoor aansluiting bij een regeling die volgens de verzorgende ouder, in dit geval de vader, haalbaar voor de kinderen is.
Alles afwegende zal de kinderrechter dan ook een omgangsregeling vaststellen waarbij [naam01] in ieder geval één dagdeel per drie weken naar de moeder gaat, waarbij de ouders en [naam01] samen bespreken hoe zij dit nader zullen invullen. Voor [naam02] zal een omgangsregeling worden vastgesteld waarbij [naam02] één weekend per drie weken van zaterdagochtend 11:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur naar de moeder gaat, waarbij [naam02] op zaterdagochtend zelf naar de moeder en op zondagmiddag naar de vader gaat. De kinderrechter geeft ouders mee dat [naam01] kan aansluiten bij de weekenden dat [naam02] bij de moeder is om bijvoorbeeld samen te eten. De kinderrechter gaat er verder vanuit dat de vader [naam02] zal stimuleren in het contact met de moeder. Zo lang er een ondertoezichtstelling loopt acht de kinderrechter het verder in het belang van de kinderen dat in het geval er naar aanleiding van de omgangsregeling onduidelijkheid en/of onenigheid ontstaat, de regie over de wijze waarop de omgangsregeling zal worden uitgevoerd bij Jeugdbescherming west ligt.
De kinderrechter stuurt gelijktijdig met de beschikking een brief aan [naam01] en [naam02] om hun te informeren over de beslissing. Daarin heeft de kinderrechter de volgende tekst opgenomen over de beslissing en over wat er op de zitting is besproken:

Bericht aan [naam02]

Beste [naam02] ,
Op 20 september heb ik jou, samen met je broer [naam01] , gesproken. Ik vond het fijn om met je te praten omdat jouw mening voor mij belangrijk is. Zoals je weet moet ik een beslissing nemen over hoe het contact tussen jou en je moeder het beste geregeld kan worden. Jij hebt mij verteld dat je het liefst zelf bedenkt wanneer je je moeder wilt zien en dan een afspraak met haar maakt of kijkt of ze thuis is. Je wilt liever geen vaste regeling.
Ik heb daarna ook met je ouders gesproken. Ik heb gezien dat jij een papa en een mama hebt die allebei heel veel van jou houden. Mama vindt het fijn dat jij het goed hebt bij papa en vindt het heel leuk als ze jou ziet. Papa vindt het fijn dat jij bij hem woont en vindt het goed en ook belangrijk dat jij mama ziet. Ik heb ook gezien dat het moeilijk is voor papa en mama om afspraken met elkaar te maken en te stoppen met ruzie maken. Ik vind dat verdrietig voor jou en je ouders en ik snap dat dat ook heel lastig is voor jou. Maar bedenk goed dat het niet jouw schuld is en dat jij hier niets aan kan doen!
Ik heb heel goed nagedacht over wat voor jullie nou de beste oplossing is. Als kinderrechter weet ik dat het voor alle kinderen normaal gesproken goed is dat zij contact hebben met allebei hun ouders. Ik vind het voor jou ook belangrijk dat je je moeder regelmatig ziet en papa en mama willen dit ook graag. Ik denk dat het goed is voor jou en jouw ouders als het duidelijk is wanneer je in ieder geval naar mama gaat. Dan weet iedereen wat de bedoeling is. Ik heb besloten dat je in ieder geval één keer in de drie weken van zaterdagochtend (met overnachting) tot zondagmiddag naar mama toe gaat. Los daarvan mag je natuurlijk nog steeds bij mama langsgaan als jij dat wilt.
Ik heb van jouw vader gehoord dat het de afgelopen tijd heel goed is gegaan met jou, ook op school. Dat vind ik ontzettend knap van je. Het is fijn dat er al meer rust is in jouw hoofd. Ik hoop dat er nog meer rust komt nu er een duidelijke afspraak over het contact tussen jou en jouw moeder is.
Voor de komende tijd wil ik je veel succes wensen: thuis, op school en met het vinden van meer rust in jouw hoofd. Ik wens je daarnaast toe dat je fijn en leuk contact kan hebben met zowel je vader als je moeder.
De kinderrechter

Bericht aan [naam01]

Beste [naam01] ,
Op 20 september heb je samen met je broertje [naam02] met mij gesproken in de zittingszaal. Ik vond het erg fijn dat ik met je heb gepraat. Nu weet ik hoe jij over de situatie denkt en wat jouw mening hierover is.
Ik heb ook met je ouders gesproken en gezien dat zowel mama als papa heel erg veel van jou houden. Zij vinden het allebei ook belangrijk dat je goed contact hebt met je vader en je moeder. Je bent nu 15 jaar en hebt al echt je eigen leven. Veel dingen in jouw leven (hobby’s en vriendjes en vriendinnetjes) zijn op dit moment ook belangrijker voor jou dan tijd doorbrengen met jouw ouders en dat past ook bij je leeftijd.
Het is fijn om te horen dat het contact tussen jou en jouw moeder in principe goed gaat. Ik vind het toch een goed idee om een afspraak te maken over wanneer er in ieder geval contact is tussen jou en jouw moeder. Anders ben ik bang dat het contact met mama makkelijk vergeten wordt omdat je het erg druk hebt met allemaal andere dingen. Ik heb besloten dat je in ieder geval één keer in de drie weken een dagdeel naar mama gaat. Misschien is het een goed idee om bij mama te gaan eten op het moment dat [naam02] er ook is.
Voor de komende tijd wil ik je veel succes wensen met school en wens ik je een fijn en positief contact toe met zowel je vader als je moeder.
De kinderrechter
Daarom zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De kinderrechter:
bepaalt - met wijziging in zoverre van de beschikking van 17 januari 2023 van deze rechtbank-:
  • dat [naam01] één dagdeel per drie weken naar de moeder gaat, waarbij de ouders en [naam01] samen een plan maken;
  • dat [naam02] eens per drie weken van zaterdag 11:00 uur tot zondag 17:00 uur naar de moeder gaat, waarbij [naam02] zelf zaterdagochtend naar de moeder en zondagmiddag naar de vader gaat;
  • waarbij geldt dat bij onduidelijkheid/onenigheid over de omgang de regie over de wijze waarop de omgang plaatsvindt bij Jeugdbescherming west ligt;
bepaalt dat de gecertificeerde instelling niet bevoegd is om te bepalen dat de vader de inname van Ritalin niet als voorwaarde voor (langdurig) contact tussen de moeder en [naam02] mag stellen;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2023 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Smolders als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.