ECLI:NL:RBDHA:2023:14996
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Oostenrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een Turkse nationaliteit houder, had op 14 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als reden dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL23.23586) die betrekking heeft op het beroep van de verzoeker. Gezien deze uitspraak is de voorzieningenrechter van mening dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.