In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Iraanse nationaliteit houder, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op 16 augustus 2023, met als reden dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser heeft aangevoerd dat zijn familie en kennissen in Nederland verblijven en dat het voor hem moeilijk zal zijn om hen te bezoeken als hij naar Zwitserland wordt overgedragen. Hij verwijst naar rapporten van Amnesty International en de Verenigde Naties die wijzen op discriminatie en racisme in Zwitserland. De rechtbank overweegt echter dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat dit in zijn geval niet geldt.
De rechtbank concludeert dat de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd niet zo bijzonder zijn dat de staatssecretaris zijn discretionaire bevoegdheid moet uitoefenen om de aanvraag aan zich te trekken. De beroepsgrond slaagt niet, en de rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.