ECLI:NL:RBDHA:2023:14984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
SGR 22/6611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening gemeenteraadslidvergoeding met WIA-uitkering en de gevolgen voor de IVA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, een gemeenteraadslid, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de verrekening van de gemeenteraadslidvergoeding met de WIA-uitkering. Eiseres ontving een IVA-uitkering van het UWV en was van mening dat de vergoeding die zij ontving als gemeenteraadslid niet als inkomen uit arbeid moest worden aangemerkt. Het UWV had echter besloten deze vergoeding te verrekenen met de IVA-uitkering, wat resulteerde in een te lage uitkering voor eiseres over de periode van 1 december 2021 tot en met 30 juni 2022.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 september 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraadslidvergoeding wel degelijk als inkomen uit arbeid moet worden aangemerkt, ongeacht of deze via een fictief dienstverband of een fictieve ZZP-status wordt uitgekeerd. Dit is in lijn met de bepalingen in de Wet WIA en het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht de gemeenteraadslidvergoeding in mindering heeft gebracht op de IVA-uitkering van eiseres. Eiseres had verzocht om het UWV op te dragen de juiste terminologie te gebruiken in haar besluiten, maar de rechtbank oordeelde dat dit buiten de omvang van het geding viel. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de verrekening ongedaan te maken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6611

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

(gemachtigde: J.C.M. Rasch)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze).

Inleiding

Het UWV heeft de IVA [1] -uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres over de periode 1 december 2021 tot en met
30 juni 2022 definitief berekend. Eiseres heeft tot en met 28 maart 2022 gewerkt en de daarmee verband houdende inkomsten heeft het UWV verrekend met de WIA-uitkering. Over de genoemde periode heeft eiseres € 2204,35 bruto te weinig uitkering ontvangen.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar van 5 september 2022 (het bestreden besluit).
De rechtbank heeft het beroep op 21 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Het UWV heeft eiseres met ingang van 29 oktober 2012 een IVA-uitkering toegekend.
2. Het UWV heeft de vergoeding die eiseres ontvangt vanuit haar positie als gemeenteraadslid verrekend met de IVA-uitkering. Hierna heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat de vergoeding die eiseres ontvangt als gemeenteraadslid aangemerkt moet worden als inkomsten uit arbeid. Daarbij gaat het er niet om dat het geen loon uit dienstbetrekking is.

Wat vindt eiseres

4. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat de gemeenteraadslidvergoeding geen inkomen uit arbeid is. Voor het ontvangen van de vergoeding kan bij de gemeente gekozen worden voor een fictief dienstverband, waarbij gebruik wordt gemaakt van de salarisadministratie of een fictieve ZZP-status, waarbij gebruik wordt gemaakt van de crediteurenadministratie. Per 1 april 2022 wordt de vergoeding aan eiseres uitgekeerd via de crediteurenadministratie in plaats van de salarisadministratie. Per diezelfde datum stelt het UWV dat eiseres geen inkomen uit arbeid meer heeft. Eiseres heeft echter over de gehele periode van 1 december 2021 tot en met 30 juni 2022 de vergoeding ontvangen. Hierin ziet eiseres bewijs dat de keuze van het UWV gebaseerd is op een administratieve fictie. Verder geeft eiseres aan dat er geen sprake is van een dienstverband tussen haar en de gemeente en er ook geen sprake is van een SV-loon. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat zij van mening is dat het bezwaar gegrond verklaard had moeten worden, omdat zij stevige gronden heeft aangevoerd. Verder heeft eiseres de rechtbank verzocht om het UWV in het ongelijk te stellen en te bepalen dat er geen sprake is van SV-loon, werk uit inkomen of een werknemer-werkgeversrelatie tussen eiseres en de gemeente. Ook heeft eiseres de rechtbank verzocht het UWV op te dragen dat het UWV dit op die manier moet verwoorden in zijn besluiten en dit richting het pensioenfonds van eiseres duidelijk moet maken.

Wat vindt de rechtbank

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat de gemeenteraadslidvergoeding inkomen uit arbeid is, die verrekend moet worden met de IVA-uitkering van eiseres. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
6. De rechtbank oordeelt dat de gemeenteraadslidvergoeding inkomen uit arbeid is, die verrekend moet worden met de IVA-uitkering van eiseres. De rechtbank zal dat uitleggen.
7. In artikel 52, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat inkomen uit arbeid in mindering moet worden gebracht op de IVA-uitkering. In het vierde lid van dat artikel is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen wordt verstaan. Dit is het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (hierna: het inkomensbesluit).
8. In artikel 3:2, eerste lid, van het inkomensbesluit is bepaald wat onder inkomen wordt verstaan. Relevant voor deze zaak is de bepaling in het eerste lid, onder c: ‘
Onder inkomen wordt verstaan: het belastbaar loon of het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in paragraaf 3.3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.4.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (…)”.
9. In het geval van een fictief dienstverband zijn de volgende bepalingen relevant. Artikel 3.81 van de Wet inkomensbelasting 2001 (onder paragraaf 3.3.1) verwijst voor het loonbegrip naar de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964). Artikel 10, eerste lid, van de Wet LB 1964 bepaalt dat loon al hetgeen is dat uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. Wanneer gekozen wordt voor een fictief dienstverband is er op grond van artikel 4, onder f, van de Wet LB 1964 in samenhang met artikel 2g, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 sprake van een fictieve dienstbetrekking. Dat betekent dat de vergoeding die wordt genoten als gemeenteraadslid aan te merken is als loon en daarmee belastbaar loon is zoals bedoeld in de Wet inkomensbelasting 2001.
10. In het geval van een fictieve ZZP-status is de volgende bepaling relevant. De vergoeding die het gemeenteraadslid bij een fictieve ZZP-status ontvangt, is aan te merken als resultaat uit overige werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 3.90 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (onder paragraaf 3.4.1). Het UWV heeft de rechtbank desgevraagd laten weten dat ook wanneer de gemeenteraadslidvergoeding via de crediteurenadministratie wordt uitgekeerd er bij de hoogte van de IVA-uitkering rekening wordt gehouden met de gemeenteraadslidvergoeding. Uit het primaire besluit van 11 mei 2023 en de beslissing op bezwaar van 2 augustus 2023 volgt dat het UWV dit ook heeft gedaan over de periode van 1 april 2022 tot en met 31 december 2022. Eiseres heeft ter zitting aangegeven geen rechtsmiddelen te hebben aangewend tegen deze beslissing op bezwaar.
11. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat de gemeenteraadslidvergoeding belastbaar loon (bij fictief dienstverband) of belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (bij fictieve ZZP-status) is. Daarmee is de vergoeding op grond van artikel 3:2, eerste lid, van het inkomensbesluit aan te merken als inkomen. Op grond van artikel 52, eerste lid, van de Wet WIA heeft het UWV dan ook terecht besloten om dit inkomen in mindering te brengen op de IVA-uitkering van eiseres.
12. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat het bezwaar naar haar mening gegrond verklaard had moeten worden. Eiseres had stevige gronden om bezwaar te maken. De rechtbank merkt op dat het rechtsgevolg van het primaire besluit, namelijk de definitieve berekening van eiseres haar IVA-uitkering over de periode van 1 december 2021 tot en met 30 juni 2022 leidend tot een nabetaling, in stand is gehouden in het bestreden besluit. Nu het rechtsgevolg niet gewijzigd is, kan de rechtbank volgen dat het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond heeft verklaard.
13. Nu de conclusie van de rechtbank is dat het UWV de vergoeding terecht gekort heeft en de rechtbank in de vorige rechtsoverweging het rechtsgevolg heeft geschetst van de bestreden besluitvorming, bestaat er voor de rechtbank geen mogelijkheid om het UWV op te dragen voortaan de juiste terminologie te gebruiken in haar besluiten. Daar komt nog bij dat het de vraag is wat de waarde van zo’n opdracht zou zijn. Het UWV heeft aangegeven welke praktische en (vooral) organisatorische obstakels bestaan bij het maatwerk dat nodig is in deze zaak. Desondanks heeft het UWV toegezegd zich in te spannen voor het gebruik van de juiste termen.
14. Ter zitting is naar voren gekomen dat eiseres er nadeel van ondervindt dat het UWV de gemeenteraadslidvergoeding registreert als inkomen uit arbeid, omdat dit ertoe leidt dat het pensioenfonds de premievrije opbouw verlaagt. Eiseres heeft aangegeven dat zij met hulp van rechtsbijstand het pensioenfonds heeft aangeschreven en dat zij nog in afwachting is van de reactie. De rechtbank begrijpt de problematiek zoals eiseres deze heeft geschetst. De discussie van eiseres met het pensioenfonds ligt echter buiten de omvang van dit geding en de rechtbank kan zich daar dan ook niet in mengen. Het pensioenfonds is ook geen partij in deze zaak. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres zoals zij dat op zitting heeft gedaan dan ook af.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht besloten om de gemeenteraadslidvergoeding die eiseres ontvangt te verrekenen met de IVA-uitkering van eiseres.
16. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 5 oktober 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Inkomensverzekering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten