In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, die een IVA-uitkering ontvangt, en het UWV. Het UWV had de uitkering van eiser herzien en een terugvordering van € 13.485,13 bruto opgelegd, evenals een bestuurlijke boete van € 5.466,67 wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiser betwistte deze besluiten en stelde dat hij vrijwilligerswerk had verricht, waarvoor hij geen melding hoefde te maken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 september 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl het UWV afwezig was.
De rechtbank oordeelde dat het UWV niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat eiser op geld waardeerbare arbeid had verricht. De rechtbank concludeerde dat de activiteiten van eiser, zoals het meewerken in de frietkraam van zijn vrouw en het af en toe meereizen met een vriend, niet als arbeid in de zin van de Wet WIA konden worden aangemerkt. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten van het UWV, herroepte de terugvordering en de boete, en oordeelde dat de vordering van het UWV op eiser was komen te vervallen. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,- en diende het UWV het griffierecht van € 100,- te vergoeden.