ECLI:NL:RBDHA:2023:14981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
09/102984-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met bedreiging van geweld in vereniging

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]. De verdachte is beschuldigd van diefstal met bedreiging van geweld in vereniging, gepleegd op 14 april 2021 te Den Haag. De verdachte heeft samen met anderen een televisie en afstandsbediening gestolen van een kwetsbaar slachtoffer, terwijl zij in haar eigen woning met een vuurwapen werd bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanwezig was tijdens de bedreiging en dat hij een actieve rol heeft gespeeld in de diefstal. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 66 dagen geëist, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 66 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet direct voortvloeide uit het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-102984-21
Datum uitspraak: 14 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de terechtzitting van 31 augustus 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R. Knobbout en de advocaat van de verdachte is mr. V.A. Vitanov te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van
31 augustus 2023 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een televisie en/of een afstandsbediening, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- om [slachtoffer] heen te gaan staan en/of
- ( dwingend) te zeggen dat zij, [slachtoffer] , geld moest betalen en/of
- [slachtoffer] een vuurwapen te tonen en/of voor te houden en/of
- het vuurwapen door te laden en/of op haar hoofd/gezicht te zetten, althans te richten;
subsidiair:
1. of meer personen (te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ) op of omstreeks 14 april 2021 te Den Haag. tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (uit een woning), een televisie en/of een afstandsbediening, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander dan aan die verdachte/dader en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door om [slachtoffer] heen te gaan staan en/of (dwingend) te zeggen dat zij, [slachtoffer] , geld moest betalen en/of [slachtoffer] een vuurwapen te tonen en/of voor te houden bij en/of tot het plegen van welk misdrijf, althans de diefstal (zonder geweld), verdachte op of omstreeks 14 april 2021 te Den Haag en/of (elders) in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- met hem/hen in een auto naar die woning te rijden en/of
- ( met hem/hen) die woning (zonder toestemming van [slachtoffer] /de bewoner(s)) binnen te
gaan en/of
- om [slachtoffer] heen te gaan staan, althans in die woning aanwezig te zijn en/of
- die televisie en/of afstandsbediening (aan) te pakken en/of (samen) naar een auto te dragen
en/of weg te brengen en/of (tijdelijk) onder zich te houden.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging is geen sprake geweest van medeplegen. De verdachte was vooraf niet op de hoogte van de plannen van de medeverdachten en de rolverdeling. De verdachte heeft bovendien geen opzet gehad op diefstal met bedreiging van geweld. De raadsman heeft namens de verdachte daarom vrijspraak bepleit.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag Zuid, districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 231).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 31 augustus 2023, voor zover inhoudende:
Het was rond Ramadan. We reden rondjes. Vervolgens werd de auto geparkeerd. Wij stapten uit. [naam 1] ging iets ophalen. Ze vroegen mij ook mee.
Er werd over geld gesproken. Er werd geschreeuwd en het liep een beetje uit de hand. Het gaf geen goed gevoel. Toen werd snel de beslissing genomen om de televisie mee te nemen. Ik heb de televisie met een medeverdachte getild.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte bij de vordering tot bewaring, opgemaakt op 19 april 2021:
U vraagt wat ik kan vertellen over het (nep)vuurwapen. Dat werd van mij weggehouden. Ik zag dat hij een aantal keer over zijn schouder naar mij keek. U vraagt wie ik bedoel met ‘hij’. [medeverdachte 2] . U vraagt of ik weet wat hij deed. Hij stond met één hand in zijn zak en één hand zat vlak naast zijn lichaam. Van achter kon ik dat niet zien. [medeverdachte 3] stond ernaast en [medeverdachte 1] ook. Hij keek een beetje naar achteren. Het kwam niet heel fijn over voor mijn gevoel.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 14 april 2021, voor zover inhoudende (p. 138-140):
Op 14 april 2021 om 17:30 uur was ik in mijn kamer, gelegen aan [adres 2] te Den Haag.
Toen ik de deur opendeed zag ik een Marokkaanse jongeman voor de deur staan. Ik ken hem niet van naam, maar ik heb hem zo'n 3 a 4 keer eerder gezien. Ik ben een harddrugsgebruiker en ik weet dat hij een dealer is. Ik had niet met hem afgesproken. Ik liet hem vervolgens binnen. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij zijn geld wilde hebben. Volgens hem moest ik hem 50 euro geven.
Nadat ik aan hem dus had gevraagd om mijn paspoort en telefoon, zei hij dat hij even in de auto zou gaan kijken. Niet veel later werd er weer op de deur geklopt. Ik zag dat hij in gezelschap was van drie jonge Marokkaanse gasten. Ik liet ze vervolgens binnen in mijn kamer. Bij binnenkomst kwamen ze gelijk om mij heen staan. Ik hoorde ze allemaal zeggen dat ik geld aan hun moet betalen. Ik zag dat die dealer een zwart vuurwapen uit zijn rechterjaszak haalde. Ik zag dat hij vervolgens de slede van het wapen naar achteren haalde en gelijk het vuurwapen op mijn hoofd richtte. Hij stond op dat moment op een meter afstand van mij. Terwijl hij het vuurwapen op mij gericht hield zei hij tegen die andere gasten dat ze moesten opschieten met de televisie. Ik zag vervolgens dat die jonge gasten bezig waren met het loskoppelen van mijn televisie. Vervolgens zijn ze weggegaan met meenemen van mijn televisie en afstandsbediening.
4. Het verhoor van [medeverdachte 2] , opgemaakt op 16 april 2021, voor zover inhoudende (p. 129-136):
Ze maakte de deur open. Toen was ik nog alleen. Ik klopte aan. Ze deed open en ik ging naar binnen. Toen begon ze over haar paspoort. Ze wilde hem terug hebben. Dus ging ik naar de auto. Om te kijken of die daar was. Ik ging naar de auto terug lopen. Ik vroeg waar het paspoort is. Uiteindelijk was dat paspoort niet in de auto.
Dus liepen wij volgens mij met zijn allen terug naar die huis. We hebben gewoon netjes aangeklopt. Deur werd open gemaakt. We gingen naar binnen. Ik, [medeverdachte 1] , een andere jongen [medeverdachte 3] en [verdachte] .
Toen vroeg er iemand volgens mij om geld. [slachtoffer] stond iemand schuldig. Ons allemaal.
Toen was ik gaan kijken. Naar de TV zeg maar. Hoe ik de draadjes los kon maken. Uiteindelijk had ik alle draadjes los. Ik draaide mij om. Ik zag een wapen. In de tussentijd dat ik met haar ging praten, gingen twee jongen die TV naar beneden brengen. Kunduz en Zein.
V: Zij heeft verklaard dat zij een pistool op haar hoofd kreeg en dat er om geld werd gevraagd.
A: Dat pistool op haar hoofd klopt niet. Ik moet het beetje op uitleggen. Toen zij op het bed zat, werd dat pistool tevoorschijn gehaald om het een beetje aan haar te laten zien.
5. Het verhoor van de [medeverdachte 1] , opgemaakt op 15 april 2021, voor zover inhoudende (p. 37):
Het gaat om een geldbedrag. Wij hebben toen de tv gepakt. Ze probeert al anderhalve maand te duiken en het geld niet terug te betalen. Toen hebben wij de TV gepakt. We gingen gewoon rusting de woning in. Wij wilden haar een kans geven. Wij hebben geen geduld meer en wilden iets pakken en dan hebben wij
ons geld terug.
V: Wie was die vrouw geld schuldig?
A: Ons alle vier. Wij hebben alle vier geld gelegd.
3.4
Bewijsoverwegingen
Voor de rechtbank staat vast dat de aangeefster op 14 april 2021 in Den Haag in haar woning door vier jongens is bedreigd met een wapen en dat haar televisie en afstandsbediening vervolgens zijn meegenomen. Het vuurwapen is door één van de verdachten aan de aangeefster getoond.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte is samen met de medeverdachten in een auto naar de straat van de woning van het slachtoffer gereden en is met hen gezamenlijk de woning in gegaan. Daar is hij samen met de medeverdachten gelijk om de aangeefster heen gaan staan. Daar is geroepen dat de aangeefster hun allemaal geld schuldig was en er werd een wapen op haar gericht. Hiermee staat vast dat de verdachte aanwezig was in de ruimte toen de aangeefster werd bedreigd met een wapen. Hoewel de verdachte stelt dat hij geen wapen heeft gezien, heeft hij verklaard dat er met de aangeefster over geld werd gepraat, dat hij merkte dat de situatie uit de hand liep en dat dit hem geen goed gevoel gaf. Gelet hierop wist de verdachte, of moet hij hebben geweten dat de televisie niet vrijwillig, maar onder bedreiging werd meegegeven. In plaats van zich vervolgens terug te trekken of in te grijpen, heeft de verdachte juist een belangrijke bijdrage aan de diefstal geleverd door de televisie met een medeverdachte naar buiten te dragen. Vervolgens is de verdachte samen met de medeverdachten weggereden en zijn zij met z’n allen op de vlucht geslagen voor de politie. De voorgaande gedragingen in samenhang bezien brengen de rechtbank tot de conclusie dat sprake is geweest van opzet op en een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten ten aanzien van diefstal met bedreiging met geweld.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan door de verdediging is betoogd, van oordeel dat sprake is van het medeplegen van diefstal met bedreiging van geweld door de verdachte.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 14 april 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, een televisie en een afstandsbediening,
dietoebehoorde
naan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld
vanbedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- om [slachtoffer] heen te gaan staan en
- ( dwingend) te zeggen dat zij, [slachtoffer] , geld moest betalen en
- [slachtoffer] een vuurwapen te tonen en voor te houden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 66 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van deze straf, te weten 60 dagen, voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt of heeft met het slachtoffer.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis gevorderd.
De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn en hiermee samenhangend de lange duur van de schorsingsperiode en de jonge leeftijd van de verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de strafeis van de officier van justitie indien zijn cliënt veroordeeld wordt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport van de reclassering en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feitDe verdachte heeft samen met anderen een televisie en afstandsbediening gestolen van een zeer kwetsbaar slachtoffer, terwijl zij in haar eigen woning met een vuurwapen werd bedreigd. Daarbij is aangeefster flinke angst aangejaagd. Bovendien heeft de verdachte, door de diefstal van de televisie en afstandsbediening, geen enkel respect getoond voor het eigendom van aangeefster, die hij, anders dan de medeverdachten, helemaal niet kende. De rechtbank houdt rekening met het feit dat de het niet de verdachte is geweest die het vuurwapen ter hand heeft genomen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 juli 2023. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 17 augustus 2023 van GGZ Fivoor, door wie hij vanaf april 2021 in het kader van een meldplicht is begeleid. Daaruit volgt – samengevat – dat de verdachte onvoldoende in staat lijkt om (sociale) situaties adequaat in te kunnen schatten en zich in anderen in te kunnen leven. Hij toont geen pro-criminele houding, maar door zijn beïnvloedbaarheid en naïviteit kan hij door jongeren met slechte bedoelingen in de problemen komen met alle gevolgen van dien. Uitvoeren van diagnostiek wordt bemoeilijkt doordat de verdachte geen openheid van zaken geeft en zich niet begeleidbaar en behandelbaar opstelt. Er lijkt eerder sprake te zijn van onmacht dan van onwil.
Gezien de houding van de verdachte, in combinatie met de hoge kans op onttrekking en het ontbreken van justitiële documentatie, adviseert de reclassering om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Er worden geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht gedragsverandering te bewerkstelligen om zo de risico's te beperken.
De reclassering kan nu niet adviseren of toepassing van het jeugdstrafrecht wenselijk is. Uit eerder onderzoek kwam naar voren dat de verdachte ondersteuning kreeg vanuit zijn gezinssysteem, maar op dit moment mag de reclassering niemand uit het gezinssysteem raadplegen, zodat over pedagogische mogelijkheden binnen het gezinssysteem veel onduidelijk blijft. Binnen het reclasseringstoezicht stelt de verdachte zich niet ontvankelijk op voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning. Concluderend is de reclassering van mening dat er te weinig informatie bekend is om tot een afgewogen advies te komen ten aanzien van het adolescentenstrafrecht.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte 18 jaar was toen het bewezenverklaarde feit werd gepleegd. De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het strafrecht voor jeugdigen ex artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal hieraan voorbij gaan nu de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, zoals daarvan ter terechtzitting en uit voornoemd rapport van GGZ Fivoor is gebleken, daartoe onvoldoende aanknopingspunten bieden.
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een strafzaak moet zijn afgedaan is twee jaar. In deze zaak is die termijn met 4 maanden overschreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen.
De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen, zoals hieronder wordt uitgelegd.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor een woninginbraak een gevangenisstraf van drie maanden opgenomen. In dit geval houdt de rechtbank rekening met de leeftijd van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit, de verdachte was pas net 18 jaar, en met het tijdsverloop en de daarmee samenhangende lange periode dat de verdachte in een schorsing heeft gelopen en zich aan voorwaarden heeft moeten houden.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Wel zal de rechtbank het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf beperken tot een duur die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet verder aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Zij hoopt dat deze voorwaardelijke straf de verdachte ervan zal weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank, gezien de ernst van het feit, een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod met het slachtoffer, omdat er inmiddels meer dan twee jaar zijn verstreken en uit niets blijkt dat de verdachte de intentie heeft om contact met haar te zoeken.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 170,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft de posten immateriële schade en affectieschade wel toegelicht, maar niet van een concreet bedrag voorzien.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen nu vrijspraak is bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering ziet op vergoeding van schade als gevolg van het wegnemen van een paspoort en een Samsung Galaxy telefoon. Het bewezenverklaarde feit ziet evenwel niet op het wegnemen van deze goederen. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren, aangezien aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de gevorderde affectieschade en immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien zij aan deze posten geen bedrag heeft verbonden.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 312 van het wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
66 (zesenzestig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
de vordering van de benadeelde partij
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.R. Aaron, rechter, voorzitter,
mr. J.J. Peters, rechter,
en mr. N.I.S. Boers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 september 2023.