ECLI:NL:RBDHA:2023:14952
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 5 juni 2023, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker trok op 22 augustus 2023 zijn verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg wel om een proceskostenvergoeding. De rechtbank gaf de verweerder de gelegenheid om binnen twee weken te reageren op dit verzoek, maar verweerder heeft niet gereageerd. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Awb de verweerder in de proceskosten kan worden veroordeeld als de intrekking van het verzoek het gevolg is van tegemoetkomen door het bestuursorgaan. Aangezien er geen bewijs was dat verweerder op enige wijze tegemoet was gekomen aan het verzoek van de verzoeker, werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de mededeling dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.