ECLI:NL:RBDHA:2023:14939

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.19068
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst en onvoldoende onderbouwing van vrees voor represailles

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Albanese nationaliteit, heeft op 14 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 29 juni 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De staatssecretaris heeft gesteld dat Albanië in het algemeen een veilig land van herkomst is, mede op basis van een periodieke herbeoordeling van 5 juli 2023. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk te vrezen heeft voor zijn jeugdvriend, van wie hij geld heeft geleend. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Albanië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn gestelde vrees.

De rechtbank heeft de zitting op 10 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor represailles van zijn jeugdvriend, die hij beschrijft als een drugshandelaar. De rechtbank concludeert echter dat eiser zijn vrees niet aannemelijk heeft gemaakt, vooral omdat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en niet bereid was om de naam van de jeugdvriend te geven. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat er geen reden is om een reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden te verlenen. Eiser krijgt geen verblijfsvergunning en er wordt een inreisverbod van twee jaar opgelegd.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.19068
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Albanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996. Hij heeft op 14 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 29 juni 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Verder is eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar en wordt hem een vertrektermijn onthouden.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de voorlopige voorziening NL23.19069 op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, K. Cici als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft € 5.000,- geleend van een jeugdvriend en buurtgenoot. Eiser was van plan om hem terug te betalen, maar dat is nog niet gelukt. De jeugdvriend heeft eiser op 10 juni 2023 gebeld en gezegd dat het fijn zou zijn als hij het geld zou hebben als zij elkaar een volgende keer ontmoeten. Eiser stelt dat hij heeft te vrezen voor de jeugdvriend van wie hij geld heeft geleend.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • verklaringen over zijn schuld van € 5.000,- in Albanië.
De staatssecretaris acht de relevante elementen geloofwaardig. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat Albanië in zijn algemeenheid én voor eiser een veilig land van herkomst is. Eisers asielmotief is een economisch motief waarvoor het Vluchtelingenverdrag geen bescherming biedt. De staatssecretaris acht ook niet aannemelijk dat eiser te vrezen heeft voor zijn jeugdvriend, van wie hij geld heeft geleend, omdat niet is gebleken dat eiser door hem is bedreigd en eiser daarover ook tegenstrijdig heeft verklaard.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Albanië als veilig land van herkomst
5. Eiser voert aan dat Albanië feitelijk geen veilig land van herkomst is. Eiser stelt dat hij bij voorkomende problemen geen bescherming van de autoriteiten kan inroepen, anders had hij Albanië niet verlaten. Eiser heeft informatie uit gezaghebbende bronnen overgelegd waaruit blijkt dat in Albanië sprake is van corruptie en disfunctionerende overheidsinstellingen en dat de Albanese autoriteiten onvermogend zijn om effectieve diensten en bescherming verlenen.1
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat Albanië in het algemeen een veilig land van herkomst is. In de uitspraak van 14 september 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de aanwijzing van Albanië als veilig land van herkomst voldoet aan de wettelijk voorgeschreven vereisten. In zijn besluitvorming heeft de staatssecretaris terecht gewezen op de Kamerbrief van 3 november 2015 en naar de herbeoordelingen die op 20 september 2019 en 11 juni 2021 hebben plaatsgevonden2 en dat toen is geconcludeerd dat de aanwijzing dat Albanië een veilig land van herkomst is, wordt voortgezet.
7. Op zitting heeft de staatssecretaris ook verwezen naar zijn brief van 5 juli 2023 aan de Tweede Kamer met de uitkomsten van de nieuwe periodieke herbeoordeling over de situatie in Albanië als veilig land van herkomst.3 In de brief van 5 juli 2023 heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat de aanwijzing van Albanië als veilig land van herkomst onverkort wordt voortzet. Zoals blijkt uit de bijlage van 19 mei 2023 met geraadpleegde bronnen, heeft de staatssecretaris bij de nieuwe herbeoordeling ook de informatie uit de recente landenrapporten van Freedom House betrokken, waar eiser naar heeft verwezen. Hiermee heeft de staatssecretaris de veiligheidssituatie in Albanië zorgvuldig onderzocht.
8. Nu de staatssecretaris Albanië terecht als veilig land van herkomst beschouwt, bestaat er een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Albanië geen bescherming nodig hebben. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat Albanië in zijn geval niet veilig is.
1. Freedom House, rapport Nations in Transit over Albanië van 24 mei 2023 (https:
/www.ecoi.net/en/document/2092882.html); TransparencyInternational,
(https:
/www.transparency.org/en/countries/albania) en het Jaarrapport van Freedom House over 2021 van 24 februari 2022 (https:
/www.ecoi.net/en/document/2074470.html).
2 Kamerstukken 2015-2016, 19637, nr. 2076, Kamerstukken 2019-2020, 19637, nr. 2531 en
Kamerstukken 2020-2021, 19637, nr. 2734.
3 Kamerbrief over herbeoordeling veilige landen van herkomst Albanie Noord Macedonie en Montenegro |Kamerstuk |Rijksoverheid.nl
Gestelde vrees voor de jeugdvriend
9. Eiser voert aan dat nu beide asielelementen geloofwaardig zijn, de staatssecretaris hem het voordeel van de twijfel had moeten geven en een asielvergunning had moeten verlenen. Eiser stelt dat hij te vrezen heeft voor de jeugdvriend, omdat hij zijn schuld niet (tijdig) heeft terugbetaald en bij gebreke aan geld ook niet kan terugbetalen. De jeugdvriend is drugshandelaar en zit in het criminele circuit. Volgens eiser is hij in staat om gruwelijke daden te plegen. Eiser betwist dat hij tegenstrijdig zou hebben verklaard en dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om zijn tegenstrijdige verklaringen in het vertrekgesprek en het aanmeldgehoor te corrigeren. Volgens eiser is er sprake van een vertaalfout.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser zijn gestelde vrees voor represailles van de jeugdvriend niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat hij vreest voor de jeugdvriend, omdat hij met eigen ogen heeft gezien dat de jeugdvriend het been van iemand brak die ook een lening aan hem niet had terugbetaald, maar hij heeft zijn eigen problemen met de jeugdvriend verder niet concreet gemaakt. Daarbij heeft eiser geweigerd om informatie over de jeugdvriend te geven en heeft hij de naam van de jeugdvriend niet willen noemen. Nu hij weigert te vertellen wie de jeugdvriend is, kan hij ook niet worden gevolgd worden in zijn gestelde vrees voor hem. Dat eiser bang is voor de jeugdvriend en hij geen vertrouwen heeft dat zijn verklaringen geheim blijven, heeft de staatssecretaris daarvoor niet als een verschoonbare reden hoeven aannemen. De enkele stelling dat de jeugdvriend tegen eiser heeft gezegd dat hij het geld moet terugbetalen, omdat hij anders problemen gaat krijgen, heeft de staatssecretaris ook onvoldoende mogen vinden voor de aanname dat de jeugdvriend eiser heeft bedreigd. Dat eiser geen andere keuze had dan bij de jeugdvriend geld te lenen om de zorgkosten en medicijnen van zijn ouders te kunnen betalen, maakt dit niet anders, omdat eiser ook geld had kunnen lenen bij een bank of ander familielid.
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris bij het voorgaande heeft mogen betrekken dat eiser over de gestelde bedreigingen tegenstijdige verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft eiser in het in het gehoor verklaard dat hij op 10 juni 2023 door de jeugdvriend is gebeld, terwijl hij eerder bij de vreemdelingenpolitie heeft gezegd dat hij is gebeld, maar niet heeft opgenomen. Ook eisers verklaring in het gehoor dat zijn familie niet is benaderd, strookt niet met zijn eerdere verklaring in het vertrekgesprek dat zijn familie bedreigd is. Dat er sprake is van een misverstand of een vertaalfout, heeft de staatssecretaris voor deze tegenstrijdigheden in de verklaringen niet als rechtvaardiging hoeven aannemen. Naar het oordeel van de rechtbank zien de verklaringen van eiser in het vertrekgesprek ook op de asielaanvraag en heeft de staatssecretaris deze bij zijn besluitvorming mogen betrekken.
12. Nu de gestelde vrees van eiser voor de jeugdvriend niet aannemelijk is, heeft de staatssecretaris terecht geconcludeerd dat Albanië ten aanzien van eiser persoonlijk ook als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Dat de staatssecretaris de asielelementen geloofwaardig heeft bevonden, maakt dat niet anders. Dat eiser een geldschuld heeft, is een economisch motief dat niet valt onder een van de gronden waarvoor het Vluchtelingenverdrag bescherming biedt.
13. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Albanië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De verwijzing naar de informatie uit gezaghebbende bronnen heeft de staatssecretaris daarvoor onvoldoende mogen vinden. Nu Albanië wordt beschouwd als een veilig land van herkomst, kan eiser bij eventuele bedreigingen vanwege de geldlening bescherming vragen bij de autoriteiten in zijn land. Eiser heeft niet geprobeerd de bescherming van de Albanese autoriteiten in te roepen, terwijl dit wel van hem mag worden verwacht. Dat eiser geen vertrouwen heeft in de Albanese autoriteiten omdat zijn vader – beweerdelijk – tevergeefs heeft geprobeerd aangifte te doen van een strafbaar feit, zegt niets over eisers situatie en leidt daarom niet tot een ander oordeel.
Kennelijk ongegrond
14. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de asielaanvraag kennelijk ongegrond mocht verklaren op grond van artikel 31, eerste lid, jo. artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De staatssecretaris heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij zijn asielaanvraag niet direct na zijn aankomst of na detentie heeft ingediend. Dat eisers eindbestemming Engeland was en dat hij niet wist dat hij zich onmiddellijk na aankomst in Nederland bij de autoriteiten moest melden, is daarvoor geen rechtvaardiging.
Reguliere verblijfsvergunning
15. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris eiser niet ambtshalve in het bezit heeft hoeven stellen van een reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden.4 Zoals de staatssecretaris op zitting heeft toegelicht, is dit geval geen sprake van een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die eiser betreffen.
Inreisverbod
16. Tot slot voert eiser aan dat de staatssecretaris had moeten afzien om van het uitvaardigen van een inreisverbod, omdat hij naar Engeland of Europa wil komen vanwege het toekomstige mogelijke werkaanbod.
17. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht een inreisverbod van twee jaar heeft opgelegd.5 De staatssecretaris heeft dat in het bestreden besluit ook voldoende gemotiveerd. Met wat eiser heeft aangevoerd, is niet aannemelijk gemaakt dat het opleggen van een inreisverbod in zijn geval onredelijk of onnodig bezwarend is. De staatssecretaris heeft daarin geen reden hoeven zien om van het opleggen van een inreisverbod af te zien.
18. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd of onrechtmatig is.

Conclusie en gevolgen

19. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen verblijfsvergunning krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
4 als bedoeld in artikel 14 van de Vw en artikel 3.6ba, eerste lid, Vb.
5 op grond van artikel 62, tweede lid, onder c, van de Vw en artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 september 2023

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.