ECLI:NL:RBDHA:2023:14928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.27235
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Anker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser daar eerder verbleef en er een Eurodac-treffer is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet heeft aangetoond dat er in zijn geval redenen zijn om van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wijken. Eiser heeft ook een beroep gedaan op artikel 17 van de Dublinverordening, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor de staatssecretaris om het asielverzoek zelf te behandelen. Eiser verzocht om aanhouding van de behandeling in verband met prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27235
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting te Breda behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Niet in geschil is dat Kroatië in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Eiser is voorafgaand aan zijn komst naar Nederland immers in Kroatië geweest. Daar heeft hij over verklaard en er is een Eurodac-treffer. Verder geldt als uitgangpunt dat Kroatië zich houdt aan de internationale regels die geleden voor de behandeling van een asielaanvraag, en dat fundamentele mensenrechten daar niet worden geschonden. Dat noemen we het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt uit de rechtspraak van de Afdeling [1] die op 13 september 2023 [2] heeft geoordeeld dat ten aanzien van Kroatië weer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens de Afdeling is niet aannemelijk dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken krijgen pushbacks. Dit betekent dat niet aannemelijk is dat zij in Kroatië het risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [3] of artikel 4 van het EU Handvest. Het ligt daarom op de weg van eiser om aan te tonen dat in zijn geval toch niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Daar is eiser naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. De enkele verwijzing ter zitting naar algemene bronnen, zonder die te overleggen of concreet te benoemen, is onvoldoende om aan te nemen dat de situatie voor eiser na overdracht aan Kroatië anders zal zijn dan waarover de Afdeling in de hiervoor genoemde uitspraak heeft geoordeeld.
2. Eiser heeft ook een beroep gedaan op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Er is op basis van de ingebrachte stukken en de behandeling ter zitting echter geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder het asielverzoek van eiser onverplicht zelf had moeten behandelen.
3. Eiser heeft subsidiair verzocht om aanhouding van de behandeling. Hij verwijst hiervoor naar de prejudiciële vragen die aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In de hiervoor aangehaalde uitspraak heeft de Afdeling echter overwogen dat deze vragen kunnen worden beantwoord aan de hand van de rechtspraak van het Hof. De Afdeling wijst er in dat verband op dat de tekortkomingen in het asielsysteem in Kroatië niet tot gevolg hebben dat ook Dublinclaimanten het risico lopen op een onmenselijke of vernederende behandeling te wachten. Het verzoek om aanhouding wordt afgewezen.
4. Het beroep is daarom ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2023 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.