ECLI:NL:RBDHA:2023:14927

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.29592
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling met overschrijding van de termijn van ophouding en belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, was op 17 september 2023 staande gehouden op het treinstation te Breda en is vervolgens in bewaring gesteld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 27 september 2023 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht de maatregel van bewaring heeft opgelegd, omdat er voldoende gronden waren om aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser betwistte enkele gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, maar de rechtbank oordeelde dat de zware en lichte gronden voldoende waren om de bewaring te rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de termijn van ophouding voorafgaand aan de maatregel was overschreden, maar oordeelde dat dit gebrek niet leidde tot onrechtmatigheid van de bewaring, gezien de omstandigheden van de zaak. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29592

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.Khabote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [2] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [3] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [4] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist de zware gronden 3b en 3i en de lichte grond 4b. Eiser voert aan dat hij staande is gehouden in de trein toen hij net Nederland is binnengekomen, zodat hij zich niet enige tijd aan het toezicht heeft onttrokken. Verder voert hij aan dat geen sprake is van terugkeer en hij niet meerdere asielaanvragen heeft ingediend.
4. Verweerder heeft op zitting de zware grond 3i laten vallen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de zware grond 3a en de lichte gronden 4c en 4d aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Eiser beschikt niet over een nationaal paspoort of ander document voor grensoverschrijding. Verder heeft eiser geen vaste woon- of verblijfplaats en beschikt hij niet over voldoende middelen van bestaan. Deze zware en lichte gronden tezamen zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Verweerder heeft op grond hiervan terecht een significant risico aangenomen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De overige gronden die verweerder aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd hoeven daarom niet te worden besproken.
6. Voor zover eiser erop heeft gewezen dat de maximaal toegestane duur van ophouding voorafgaand aan het opleggen van de maatregel is overschreden, leidt dat de rechtbank niet tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is. Uit het proces-verbaal Model M105D blijkt dat eiser op 17 september 2023 om 11:25 uur is staande gehouden op het treinstation te Breda en om 12:30 uur is aangekomen op de plaats van verhoor te Hoogerheide. De getekende maatregel van bewaring, die is ingegaan op 18:50 uur, is volgens een door verweerder overgelegd aanvullend proces-verbaal om 18:45 uur uitgereikt aan eiser. Op dat moment was de maximale termijn voor ophouding van zes uur met 15 minuten overschreden. Een gebrek in het voortraject maakt de bewaring echter pas onrechtmatig als de daarmee gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van dat gebrek en de daardoor geschonden belangen. In dit geval is daarbij van belang dat er voldoende gronden aanwezig zijn om eiser in bewaring te nemen en dat de duur van de overschrijding van de ophoudingstermijn gering is. Verder is het gehoor voorafgaand aan de bewaringstelling afgerond binnen de toegestane ophoudingsduur en wist eiser dus al eerder dat hij in bewaring zou worden gesteld. Gelet hierop weegt naar het oordeel van de rechtbank het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld niet op tegen het belang van verweerder bij het opleggen van de maatregel.
7. Ook is er verder geen reden om de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig te achten.
8. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.