ECLI:NL:RBDHA:2023:14919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.22643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van inreisverbod en terugkeerbesluit in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een inreisverbod opgelegd aan een eiser met de Georgische nationaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar had opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 augustus 2023, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank overwoog dat de eiser ten onrechte als een gevaar voor de openbare orde was beschouwd en dat het inreisverbod niet voldoende gronden bevatte. Echter, de rechtbank stelde vast dat de eiser geen gevolg had gegeven aan een eerder terugkeerbesluit van 24 oktober 2022, wat de basis vormde voor het inreisverbod. De rechtbank oordeelde dat de eiser op de hoogte was van zijn verplichting om het grondgebied van de EU te verlaten en dat de beroepsgronden van de eiser niet slaagden. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.22643
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. P.R.L.V.M. Kruik), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Jgamadze. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Georgische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1992.
2. Eiser voert aan dat hij ten onrechte is beschouwd als een gevaar voor de openbare orde.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft artikel 66a, zevende lid en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet aan eiser tegengeworpen. Deze beroepsgrond behoeft daarom geen bespreking.
4. Eiser voert aan dat het inreisverbod geen gronden bevat, althans geen opgave van de redenen waarom aan eiser een inreisverbod is opgelegd.
5. De rechtbank stelt vast dat het inreisverbod is opgelegd op grond van artikel 66a, eerste lid en onder b, van de Vw. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat eiser geen gevolg heeft gegeven aan het terugkeerbesluit van 24 oktober 2022. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser stelt dat hij wel gevolg heeft willen geven aan het terugkeerbesluit van 24 oktober 2022. Hij wist niet dat hij de EU moest verlaten en is daarom naar Frankrijk gegaan. Volgens eiser was er daarom geen grondslag om hem nu een inreisverbod op te leggen.
7. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen. Het terugkeerbesluit van
24 oktober 2022 is aan eiser uitgereikt. Het vermeldt duidelijk dat hij het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland dient te verlaten. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat eiser op de hoogte was van deze verplichting. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat eiser geen gevolg heeft gegeven aan deze verplichting.
8. Eiser stelt dat het terugkeerbesluit van 24 oktober 2022 niet rechtmatig is opgelegd, omdat er onduidelijkheid zou bestaan over de precieze datum van dit besluit. Verder stelt eiser dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Er is dus geen grondslag voor het terugkeerbesluit.
9. De rechtbank oordeelt dat het terugkeerbesluit van 24 oktober 2022 inmiddels vast staat en dat de rechtmatigheid van dat besluit thans niet ter beoordeling voor ligt. De beroepsgronden tegen het terugkeerbesluit treffen dan ook geen doel.
10. Eiser voert aan dat hij medische klachten heeft en diazepam gebruikt. Hij wil zich in Frankrijk onder medische behandeling laten stellen en heeft contact met zijn vader, die in Griekenland woont. Verweerder heeft dit niet meegewogen. Het inreisverbod is volgens eiser daarom onzorgvuldig tot stand gekomen.
11. De beroepsgrond faalt. Eiser heeft in het gehoor voorafgaande aan het opleggen van het inreisverbod niet aangegeven dat hij diazepam gebruikt. De overige omstandigheden die eiser heeft aangevoerd heeft verweerder kenbaar betrokken in de beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom in de aangevoerde omstandigheden geen aanleiding is gezien om af te wijken van het uitgangspunt dat het inreisverbod geldt voor de duur van twee jaar1.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
1 Zie artikel 6.5a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 augustus 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.