ECLI:NL:RBDHA:2023:14898

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.19191
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslissen op bezwaarschrift in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 28 september 2023 uitspraak gedaan. Eiseres heeft geen verweerschrift ontvangen van de verweerder, waardoor de rechtbank op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak heeft gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De beslistermijn voor het bezwaar bedraagt negentien weken, gerekend vanaf de dag na de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift. In dit geval had verweerder uiterlijk op 4 oktober 2022 een besluit moeten nemen, maar dit is niet gebeurd. Eiseres heeft verweerder op 4 november 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld en heeft op 3 juli 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is. Eiseres verzocht de rechtbank om verweerder op te dragen binnen vier weken alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder een termijn van twee weken krijgt om een besluit te nemen en dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurt, met een maximum van € 7.500.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19191

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.A.W.A. Vissers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. In dit geval is de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. Het primaire besluit dateert van 7 maart 2022 en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw vier weken. De beslistermijn is conform artikel 7:10, tweede lid, van de Awb op 14 april 2022 opgeschort doordat verweerder eiseres in de gelegenheid heeft gesteld om nog gronden van bezwaar in te dienen. Op 22 april 2022 heeft eiseres nog gronden van bezwaar ingediend en is de beslistermijn verder gaan lopen. Verweerder heeft ook nog gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid die is neergelegd in artikel 7:10, derde lid, van de Awb om de beslistermijn (vóór het aflopen daarvan) met zes weken te verdagen. Uit het voorgaande volgt dat verweerder uiterlijk op 4 oktober 2022 een besluit had moeten nemen op het bezwaar van eiseres. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is daarom voorbij zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft verweerder op 4 november 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 3 juli 2023 is het beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
3. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen vier weken alsnog een besluit te nemen op straffe van een dwangsom van € 100 per dag.
4. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen. Verweerder heeft in dit geval geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan er een andere termijn dan twee weken zou moeten worden opgelegd.
5. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiseres verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
6. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet terugbetalen. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 bepaalt dat verweerder uiterlijk twee weken na de datum van verzending van deze uitspraak een beslissing neemt op het bezwaar van eiseres;
 bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- (honderd euro) aan eiseres verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,- (zevenduizendvijfhonderd euro);
 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
 draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,- (honderdvierentachtig euro) te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.