ECLI:NL:RBDHA:2023:14881
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, worden de beroepen van twee eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 21 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 8 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft besloten de aanvragen niet in behandeling te nemen, verwijzend naar de Dublinverordening die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. De rechtbank stelt vast dat Nederland verzoeken om terugname aan Duitsland heeft gedaan, die zijn aanvaard. De eisers hebben aangevoerd dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Duitsland, waaronder het ontbreken van gefinancierde rechtsbijstand en problemen met familieleden die geweld hebben veroorzaakt. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de eisers niet voldoende hebben onderbouwd dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvragen op goede gronden buiten behandeling heeft gesteld en verklaart de beroepen ongegrond. Dit betekent dat de eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van hun proceskosten ontvangen. De uitspraak is gedaan door rechter P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op 15 augustus 2023.