ECLI:NL:RBDHA:2023:14878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.21283
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris de aanvraag niet in behandeling had hoeven nemen, aangezien Duitsland verantwoordelijk is op basis van de Dublinverordening. Nederland heeft een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat door Duitsland is aanvaard. Eiser heeft ter zitting zijn bezwaren tegen de verantwoordelijkheid van Duitsland niet langer volgehouden, maar heeft wel aangevoerd dat zijn persoonlijke omstandigheden, zoals verslavingsproblematiek en psychische problemen, aanleiding zouden moeten zijn om zijn aanvraag in behandeling te nemen.

De rechtbank concludeert echter dat eiser zijn stellingen over zijn psychische problemen en verslaving niet met documenten heeft onderbouwd. Ook heeft hij niet aangetoond dat hij in Duitsland geen hulp heeft gekregen voor zijn verslaving of dat Nederland het meest geschikte land is voor zijn behandeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, en is openbaar gemaakt op 15 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.21283
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J.W.F. Menick),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Vreugdehil-Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 juli 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, T. Slimane als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Persoonlijke omstandigheden
5. Eiser heeft ter zitting gesteld de verantwoordelijkheid van Duitsland niet langer te bestrijden. Eiser voert aan dat Nederland wegens zijn persoonlijke omstandigheden de aanvraag aan zich had moet trekken. Hij heeft verslavingsproblematiek en wil worden geholpen om van zijn verslaving af te komen. In Duitsland heeft hij geen hulp hiervoor gehad. Verder heeft eiser door de gebeurtenissen in zijn leven psychische problemen gekregen, kan hij niet terug naar Algerije en wil hij in Nederland een toekomst opbouwen. De staatssecretaris had hierin aanleiding moeten zien om zijn asielaanvraag in behandeling te nemen.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. Eiser heeft zijn psychische problemen of verslavingsproblematiek niet met documenten onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij in Duitsland geen hulp heeft gehad voor zijn gestelde verslaving, of dat Nederland het meest aangewezen land is om hem te behandelen. Dat eiser in Nederland een toekomst wil opbouwen is niet relevant voor de bepaling van de verantwoordelijke lidstaat. Eiser kan zijn asielmotieven met betrekking tot Algerije in Duitsland aanvoeren. De beroepsgrond slaagt niet. Van een gebrek in de motivering is geen sprake.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.