ECLI:NL:RBDHA:2023:14812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.22644
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling van asielaanvraag en gevolgen voor vertrektermijn en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had op 25 mei 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De aanvraag werd echter op 3 augustus 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet was verschenen bij de hoorzittingen op 6 en 13 juli 2023. Eiser had zich afgemeld voor de zittingen, en verweerder stelde dat hij geen geldige redenen had opgegeven voor zijn afwezigheid. Eiser voerde aan dat er verbindingsproblemen waren tijdens de hoorzittingen en dat hij ziek was op de dag van een andere zitting, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond dat zijn afwezigheid niet aan hem was toe te rekenen.

De rechtbank beoordeelde dat de Staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld. Eiser had geen bewijs geleverd voor zijn stellingen over verbindingsproblemen en ziekte. Bovendien had hij eerder op basis van dezelfde verklaringen over zijn identiteit en herkomst gedwongen moeten terugkeren naar Algerije, wat de geloofwaardigheid van zijn huidige claims ondermijnde. De rechtbank concludeerde dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, wat de beslissing van de Staatssecretaris om een vertrektermijn te onthouden en een terugkeerbesluit met inreisverbod op te leggen, rechtvaardigde.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22644

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.P.M. Wuite).

Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft op 25 mei 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 26 juni 2023 is verweerder het aanmeldgehoor met eiser gestart, maar vanwege een afspraak van eiser bij de tandarts heeft verweerder het gehoor gestaakt. Verweerder heeft eiser opnieuw uitgenodigd voor een aanmeldgehoor op 6 juli 2023. Eiser heeft volgens verweerder op die dag geweigerd naar de hoorkamer te komen. Vervolgens heeft verweerder eiser opnieuw uitgenodigd voor een aanmeldgehoor op 13 juli 2023. Eiser heeft opnieuw geweigerd te worden gehoord, aldus verweerder.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw [1] . Volgens verweerder heeft eiser niet aangetoond dat het niet verschijnen bij het gehoor hem niet is toe te rekenen. Eiser heeft geen geldige reden gegeven voor het niet verschijnen bij het gehoor, aldus verweerder. Tevens is aan eiser een vertrektermijn onthouden en is een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Buitenbehandelingstelling
3. In de gronden van beroep verwijst eiser naar zijn zienswijze waarin hij heeft verklaard dat er tijdens één van de gehoren sprake was van verbindingsproblemen en problemen met de tolk. Op de dag van een ander gepland gehoor stelt eiser ziek te zijn geweest en een afspraak te hebben gehad met een arts in de penitentiaire inrichting in Ter Apel. De gespreksnotitie waar verweerder in het bestreden besluit naar heeft verwezen is niet naar de gemachtigde gezonden. De gang van zaken kan op deze manier niet worden geverifieerd. Eiser wijst er in dit verband tevens op dat hij zich in de zienswijze bereid heeft verklaard om alsnog gehoord te worden.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiser zonder opgaaf van reden heeft geweigerd mee te werken aan de gehoren op 6 juli 2023 en 13 juli 2023. Uit de rapporten niet verschijnen van 6 juli 2023 en 13 juli 2023 komt naar voren dat de medewerkers van DJI [2] meerdere malen aan eiser hebben gevraagd om te verschijnen voor het gehoor, maar dat eiser dit heeft geweigerd. Blijkens een telefoonnotitie van 6 juli 2023 heeft verweerder op die dag naar het kantoor van de gemachtigde van eiser gebeld en met een collega van eisers gemachtigde gesproken. Verweerder heeft aan deze collega doorgegeven dat eiser niet is verschenen bij het gehoor en dat het rapport niet verschijnen is gefaxt. Daarnaast is gevraagd om met eiser in gesprek te gaan en het belang van het deelnemen aan het gehoor te benadrukken. Uit de rapporten van 6 juli 2023 en 13 juli 2023 is niet gebleken dat eiser ziek was en om die reden niet kon deelnemen aan het gehoor. De stelling dat sprake was van verbindingsproblemen en problemen met de tolk heeft eiser niet onderbouwd. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de rapporten waar verweerder naar verwijst niet juist zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aangetoond dat het niet verschijnen niet aan hem is toe te rekenen.
Vertrektermijn, terugkeerbesluit en inreisverbod
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser is eerder op basis van dezelfde verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst gedwongen om terug te keren naar Algerije. Verder is eiser het niet eens met het terugkeerbesluit en het inreisverbod omdat Algerije geen veilig land van herkomst is en eiser daar gevaar loopt.
6. Voor zover eiser met zijn betoog dat verweerder ten onrechte zijn identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig heeft geacht, heeft bedoeld de gronden van artikel 5.1b. derde lid, aanhef en onder d en e van het Vb [3] te betwisten, overweegt de rechtbank dat eiser de overige gronden niet heeft betwist. De rechtbank is reeds daarom van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft hem dan ook terecht een vertrektermijn onthouden.
7. Tot slot is rechtbank van oordeel dat verweerder terecht een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan eiser heeft opgelegd. Eisers niet onderbouwde stelling dat Algerije geen veilig land van herkomst is en eiser daar gevaar loopt, acht de rechtbank onvoldoende om hieraan af te doen.

Conclusie

8. Verweerder heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Dienst Justitiële Inrichtingen
3.Vreemdelingenwet 2000