ECLI:NL:RBDHA:2023:14806

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
09/243306-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van cocaïnehandel en voorhanden hebben van vuurwapen

Op 3 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1981, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder de handel in cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 22 juli 2020 en 16 december 2020, samen met anderen, opzettelijk cocaïne heeft verhandeld en voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de handel in cocaïne. De verdachte heeft gebruik gemaakt van een versleuteld Sky-ECC-account voor zijn communicatie over de drugshandel. Daarnaast heeft de rechtbank bewezen verklaard dat de verdachte op 19 augustus 2020 ongeveer 2 kilo cocaïne naar Duitsland heeft vervoerd. Tevens is vastgesteld dat de verdachte op 22 maart 2023 een semi-automatisch vuurwapen en munitie voorhanden had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid benadrukt, evenals de professionele werkwijze van de verdachte in de drugshandel. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat de rechtbank zwaar heeft meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/243306-22
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire [inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E. van der Leeuw en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. C.J.B. Rijser naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 juli 2020 tot en
met 16 december 2020 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde cocaïne en/of amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 juli 2020 tot en
met 16 december 2020 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van een groot aantal, althans meerdere, in ieder geval een, blok(ken) en/of (grote)
hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of
amfetamine, in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit, door
- één of meerdere PGP-telefoon(s), althans encryptie-telefoon(s), voorhanden te
hebben gehad en/of daarvan gebruik te hebben gemaakt in de communicatie met
één of meer van zijn mededader(s) en/of leverancier(s) en/of afnemer(s) en/of
andere derde(n) en/of
- een of meer ontmoeting(en) te hebben gehad met en/of een of meer (telefonische)
afspra(a)k(en) te hebben gemaakt met en/of een of meer bespreking(en) en/of
onderhandeling(en) te hebben gevoerd met en/of een of meer inlichting(en) en/of
aanwijzing(en) en/of opdracht(en) te hebben (door)gegeven aan zijn mededader(s)
en/of een of meer anderen, om voornoemde verdovende middelen te kopen en/of
verkopen en/of te bewerken en/of in ontvangst te nemen en/of vervoeren en/of
betreffende de wijze waarop die verdovende middelen, zou(den) worden gekocht
en/of bewerkt en/of geleverd en/of afgenomen en/of verder vervoerd en/of
- ( aan/bij) de kopende en/of verkopende partij(en) en/of derde(n) informatie te
hebben (op)gevraagd en/of te hebben verstrekt over de prijzen, omvang en/of
samenstelling van (de partij (en)) verdovende middelen en/of
transportmogelijkheden en/of
- een of meer foto’s van een of meer partij(en) verdovende middelen te hebben
gemaakt en/of te hebben laten maken en/of (vervolgens) te hebben
verzonden/doorgestuurd aan de kopende partij(en) en/of mededader(s) en/of
derde(n);
3
hij op of omstreeks 19 augustus 2020 te 's-Gravenhage en/of Hengelo, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2 kilo, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
4
hij op of omstreeks 22 maart 2023 te 's-Gravenhage
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een semi-automatisch vuurwapen, van het merk Ceska Zbrojovka (CZ), type
75, kaliber 9 mm Luger, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver
en/of pistool, en/of munitie van categorie III, te weten 13 stuks pistoolmunitie, van
het merk GeCo, kaliber 9mm Luger, voorhanden heeft gehad

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Op specifieke standpunten wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot het tenlastegelegde aangevoerd dat de rol van de verdachte haast nihil is en dat de chatgesprekken inhoudelijk nergens over gaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Is de verdachte de gebruiker geweest van het SkyECC- [account 1]
De verdenking is in deze zaak gericht op een persoon die met anderen communiceerde middels de communicatiedienst SkyECC met het Sky- [account 1] . Uit de processen-verbaal van identificatie opgenomen in de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de persoon is die achter deze Sky-ID schuilgaat. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de inhoud van deze processen-verbaal te twijfelen.
De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij de persoon is achter SkyECC [account 1] . Hij heeft hiertoe aangevoerd dat hij het vermoeden heeft dat de persoon achter het account een vriend van hem is die in de ten laste gelegde periode regelmatig bij hem zou hebben verbleven en met wie hij ook op pad ging, maar die hij niet bij naam wil noemen. De rechtbank acht deze verklaring niet alleen onvoldoende concreet maar ook volstrekt onaannemelijk omdat hiervoor geen enkele aanwijzing te vinden is in het dossier. De rechtbank schuift die verklaring dan ook terzijde.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het de verdachte is geweest die in de periode van 4 juli 2020 tot en met 26 december 2020 de gebruiker is geweest van het SkyECC- [account 1] . Zij zal de gebruiker van dit account hierna ‘de verdachte’ noemen.
Feit 1 (de handel in de verdovende middelen)
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte chatberichten heeft verstuurd en ontvangen die betrekking hebben op de handel in cocaïne. Zo heeft de verdachte op 22 juli 2020 contact met het [account 2] waarin hij zegt dat hij “blokken heeft genomen” met een 222 stempel, dat hij 31,5 betaald heeft en dat twee blokken binnen twee dagen op waren. Het is algemeen bekend dat een blok cocaïne een waarde heeft variërend van 27.500 euro tot 32.000 euro, afhankelijk van de krapte en de marktprijs. Verder is het gebruikelijk dat blokken cocaïne worden voorzien van een stempel. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit dit chatgesprek en de toelichting door de politie dat de verdachte twee blokken cocaïne heeft gekocht en vervolgens binnen twee dagen weer heeft verkocht.
Medeplegen
Gelet op de inhoud van de berichten is de rechtbank van oordeel dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met degene met wie hij in contact stond. Dit betekent dat sprake is van medeplegen.
Periode van de handel
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er alleen voor de periode omstreeks 22 juli 2020 kan worden gesproken van voltooide handel in cocaïne. Het chatgesprek van 22 juli 2020 is namelijk het enige gesprek waaruit kan worden opgemaakt dat er daadwerkelijk sprake is geweest van verkoop . Uit de overige chatgesprekken kan dit niet worden afgeleid. De rechtbank acht dan ook uitsluitend de periode omstreeks 22 juli 2020 bewezen, voor het overige van de tenlastegelegde periode zal de verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de handel in amfetamine ziet de rechtbank onvoldoende bewijs. Er is één chatgesprek waarin wordt gesproken over amfetamine. Hieruit kan echter niet worden opgemaakt dat er sprake is geweest van (voltooide) handel. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dat onderdeel van het tenlastegelegde onder feit 1.
De rechtbank verklaart onder 1 bewezen dat de verdachte omstreeks 22 juli 2020 samen met een ander heeft gehandeld in cocaïne.
Feit 2 (voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne)
De SkyECC-berichten die in de gebruikte bewijsmiddelen zijn opgenomen, geven naar het oordeel van de rechtbank blijk van voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne. De verdachte informeert naar prijzen, krijgt aanbiedingen van tegencontacten, vraagt om hulp bij transport en levering en biedt zelf ook cocaïne aan. Dat het om cocaïne gaat, blijkt uit de genoemde prijzen, de gebruikte stempels en de termen 'collo', 'boli' en 'kolo', nu het algemeen bekend is dat daarmee wordt gedoeld op cocaïne uit Colombia en Bolivia.
Medeplegen
Uit de chatgesprekken blijkt dat de verdachte met meerdere personen drugsgerelateerde gesprekken heeft gevoerd, waarin concrete informatie werd uitgewisseld over onder meer beschikbaarheid, hoeveelheden, prijzen en transport van verdovende middelen. Uit deze gesprekken blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en deze tegencontacten, zodat het medeplegen wettig en overtuigend is bewezen.
Geen voorbereidingshandelingen ten aanzien van amfetaminen
Voor voorbereidingshandelingen voor de handel in amfetamine bevat het dossier onvoldoende aanwijzingen. Er is slechts één chatgesprek voorhanden waar over speed gesproken wordt, maar de enkele constatering dat de verdachte benaderd wordt om 100 kilo speed te verkopen en niet direct weigert, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van dat deel van de tenlastelegging onder feit 2.
Feit 3 (medeplegen van export in cocaïne)
Het lijdt naar het oordeel van de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen geen enkele twijfel dat het de verdachte is geweest die samen met een ander 2 kilo cocaïne heeft vervoerd naar Duitsland op 19 augustus 2020. De verdachte is immers met de drugs naar Hengelo gereden, heeft deze toen overgedragen aan de transporteur, die ermee de grens over naar Duitsland is gereden. Er is dan ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, waarmee sprake is van medeplegen. De rechtbank acht het ten laste gelegde onder feit 3 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4 (voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie van categorie III WWM)
Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte heeft ook ter terechtzitting bekend dat hij dit geladen vuurwapen in zijn woning voorhanden had.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij omstreeks 22 juli 2020 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij in de periode van 22 juli 2020 tot en met 16 december 2020 te 's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
van meerdere blokken en hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen, en
- voorwerpen, voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit, door
- één encryptie-telefoon voorhanden te hebben gehad en daarvan gebruik te hebben gemaakt in de communicatie met één of meer van zijn mededader(s) en/of leverancier(s) en
- afspraken te hebben gemaakt met en onderhandelingen te hebben gevoerd met en/of een of meer inlichting(en) en/of aanwijzing(en) en/of opdracht(en) te hebben (door)gegeven aan zijn mededader(s) en/of een of meer anderen, om voornoemde verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of in ontvangst te nemen en/of vervoeren en/of
betreffende de wijze waarop die verdovende middelen, zou(den) worden gekocht
en/of geleverd en/of afgenomen en/of verder vervoerd en/of
- ( aan/bij) de kopende en/of verkopende partij(en) en/of derde(n) informatie te hebben (op)gevraagd en/of te hebben verstrekt over de prijzen, omvang en/of samenstelling van (de partij (en)) verdovende middelen en/of transportmogelijkheden en/of
- een of meer foto’s van een of meer partij(en) verdovende middelen te hebben verzonden/doorgestuurd aan de kopende partij(en) en/of mededader(s) en/of derde(n);
3
hij op 19 augustus 2020 te Hengelo, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2 kilo van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
hij op 22 maart 2023 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch vuurwapen, van het merk Ceska Zbrojovka (CZ), type 75, kaliber 9 mm Luger, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
pistool, en munitie van categorie III, te weten 13 stuks pistoolmunitie, van het merk GeCo, kaliber 9mm Luger, voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een geldboete van € 40.000,-, subsidiair 235 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een straf op te leggen gelijk aan het reeds ondergane voorarrest of eventueel aanvullend een taakstraf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal ernstige strafbare feiten.
Het is algemeen bekend dat drugs schadelijk zijn en daarmee een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit waarmee de maatschappij te maken heeft, direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. De verdachte heeft zich bij het plegen van de feiten kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen financiële gewin, zonder zich te bekommeren om de gezondheidsrisico’s voor anderen of de nadelige gevolgen van de mogelijk daarmee gepaard gaande criminaliteit. De werkwijze van de verdachte was professioneel. De verdachte communiceerde met een telefoon via een versleuteld Sky ECC-account (een handelwijze die vooral in het criminele circuit wordt gebruikt). Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale netwerk van de handel in drugs. Uit de chatberichten is af te leiden dat het ging om voorbereidingshandelingen voor de handel van cocaïne op grote schaal.
Daarnaast heeft de verdachte een geladen vuurwapen voorhanden gehad in zijn woning, terwijl zijn jonge dochtertje eveneens in die woning was. Vuurwapens zijn niet voor niets verboden en het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwapens levensgevaarlijk zijn, zeker als zij gewoon voor het grijpen liggen voor kinderen. Het gedrag van de verdachte wijst op grove onachtzaamheid voor de veiligheid van onder andere zijn dochter en ook ter terechtzitting leek de verdachte het kwalijke van zijn handelen niet in te zien. Hij nam weinig verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn handelen. De rechtbank rekent hem dit aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 augustus 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Rekening houdend met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 6 jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank heeft weliswaar een kortere periode onder feit 1 bewezenverklaard, maar is gelet op het ontwrichtende karakter van de bewezenverklaarde feiten en het gevaar dat de verdachte veroorzaakt heeft door een geladen vuurwapen open en bloot in huis te hebben liggen, in aanwezigheid van zijn eigen jonge dochter, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan de gevangenisstraf die de officier van justitie heeft gevorderd.
Voor het opleggen van een geldboete, zoals de officier van justitie daarnaast heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding. Een geldboete als vermogensstraf kan niet worden ingezet als vervanging van een ontnemingsvordering.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op beslaglijst (die als bijlage II in het vonnis is opgenomen) onder 1 en 2 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat van de inbeslaggenomen geldbedragen onder 1 en 2 op de beslaglijst niet is komen vast te staan dat deze bedragen zijn verkregen door middel van één van de bewezenverklaarde feiten. Daarmee vervalt het strafvorderlijk belang en zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de onder 1 en 2 op de beslaglijst genoemde voorwerpen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 10 a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
ZES (6) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten: 1100 EUR IBN 22-3-2023 en 940 EUR IBN 22-3-2023.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.M. Loos, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. K.L. Rook, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verhagen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2023.