ECLI:NL:RBDHA:2023:14786
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiser op 6 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van inactiviteit heeft eiser de staatssecretaris op 26 augustus 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Eiser heeft vervolgens op 12 januari 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op 12 april 2023 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Op 10 mei 2023 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld, omdat de staatssecretaris op 22 juni 2023 alsnog een besluit had genomen, maar eiser was van mening dat er geen bestuurlijke dwangsom was vastgesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover het gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit, omdat de staatssecretaris inmiddels een besluit had genomen. Het beroep tegen het besluit van 22 juni 2023 is ongegrond verklaard, omdat de staatssecretaris binnen de gestelde termijn had gehandeld en er geen aanleiding was om een bestuurlijke dwangsom toe te kennen. De rechtbank heeft ook geen proceskostenvergoeding toegekend aan eiser, omdat er geen grond was voor een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.