ECLI:NL:RBDHA:2023:14786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.14125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiser op 6 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van inactiviteit heeft eiser de staatssecretaris op 26 augustus 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Eiser heeft vervolgens op 12 januari 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op 12 april 2023 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Op 10 mei 2023 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld, omdat de staatssecretaris op 22 juni 2023 alsnog een besluit had genomen, maar eiser was van mening dat er geen bestuurlijke dwangsom was vastgesteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover het gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit, omdat de staatssecretaris inmiddels een besluit had genomen. Het beroep tegen het besluit van 22 juni 2023 is ongegrond verklaard, omdat de staatssecretaris binnen de gestelde termijn had gehandeld en er geen aanleiding was om een bestuurlijke dwangsom toe te kennen. De rechtbank heeft ook geen proceskostenvergoeding toegekend aan eiser, omdat er geen grond was voor een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14125

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Inleiding

Eiser heeft op 6 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 26 augustus 2022 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen van zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 12 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Bij uitspraak van 12 april 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken alsnog een besluit op eisers aanvraag te nemen [1] .
Op 10 mei 2023 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft bij besluit van 22 juni 2023 eisers aanvraag ingewilligd. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd en verzocht om vaststelling van een (bestuurlijke) dwangsom. Eiser heeft voorts verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.
2. Op 22 juni 2023 heeft de staatssecretaris alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiser. Gelet hierop is er voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de staatssecretaris alsnog een besluit op de aanvraag moet nemen [3] . Het beroep is daarom niet-ontvankelijk, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
3. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit [4] . Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd, omdat in het besluit geen vaststelling van de bestuurlijke dwangsom is opgenomen
4. In de hiervoor genoemde uitspraak van 12 april 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats reeds geoordeeld dat geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [5] . De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze procedure anders te oordelen.
5. Voor zover eiser met zijn beroepsgrond beoogt aanspraak te maken op een rechterlijke dwangsom, overweegt de rechtbank als volgt. In de uitspraak van 12 april 2023 is bepaald dat de staatssecretaris binnen zestien weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Eiser heeft op 10 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op dat moment was de termijn die de rechtbank aan de staatssecretaris had gegeven nog niet verstreken. Bovendien heeft de staatssecretaris binnen de termijn van zestien weken alsnog een besluit genomen op eisers aanvraag. Daarom heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat eiser geen aanspraak kan maken op de rechterlijke dwangsom die in de uitspraak is bepaald.
6. Het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 22 juni 2023 is daarom ongegrond. De rechtbank ziet gelet op hetgeen overwogen is onder 5 evenmin aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.

Conclusie

7. Het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het besluit van 22 juni 2023 is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 22 juni 2023, ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL23.1062
2.Algemene wet bestuursrecht
3.Conform artikel 8:55d, van de Awb
4.Zie artikel 6:20, derde lid, van de Awb
5.Zie de uitspraken van 30 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353)