ECLI:NL:RBDHA:2023:14772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.20867
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag en overdracht aan Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 22 september 2023, waar de rechtbank de zaak heeft behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de asielaanvraag door Nederland behandeld zou moeten worden. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd van zijn relatie met een Nederlandse vrouw, wat een belangrijke factor was in de beoordeling van zijn aanvraag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overdracht aan Duitsland niet van onevenredige hardheid getuigt en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20867
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imani).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. In geschil is of verweerder de verantwoordelijkheid voor de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich had moeten trekken.
2. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat in het geval van eiser geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan verweerder de asielaanvraag van eiser in behandeling zou moeten nemen. [1] Verweerder stelt daarbij terecht dat eiser zijn relatie met de Nederlandse vrouw [naam vrouw] onvoldoende heeft onderbouwd met stukken. De bij de beroepsgronden gevoegde afdruk van haar identiteitskaart zegt onvoldoende over de gestelde aard en duur van de relatie. Verder is van belang dat eiser zelf heeft verklaard dat hij en Marlin elkaar online hebben ontmoet en pas in Nederland voor het eerst fysiek hebben gezien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat overdracht van eiser aan Duitsland niet van onevenredige hardheid getuigt.
3. Het beroep van eiser is ongegrond.
4. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2023 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 17 van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening).