ECLI:NL:RBDHA:2023:14758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.19654
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag is niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag, zoals bepaald in de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak op 14 september 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren.

De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening voorschrijft dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Polen, dat is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat Polen zich niet aan internationale verplichtingen houdt, onder andere door het toepassen van 'pushbacks' en het houden van asielzoekers onder slechte omstandigheden. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zijn situatie anders is dan die van andere asielzoekers die aan Polen worden overgedragen.

De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat Polen niet in staat is om de asielaanvraag van eiser op een rechtmatige manier te behandelen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet kan klagen over zijn behandeling in Polen of dat hij niet de nodige bescherming kan krijgen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Polen. Eiser krijgt geen vergoeding voor de gemaakte kosten in de beroepsprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19654

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. O. Sarac),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 juli 2023 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2. De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die regelgeving staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om terugname gedaan, omdat eiser daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend. Polen heeft dit verzoek aanvaard met een zogenoemd claimakkoord. Verweerder heeft hierna vastgesteld dat Polen verantwoordelijk is voor het behandelen van de asielaanvraag. [2]
4. De rechtbank beoordeelt het besluit van verweerder aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden. De uitkomst hiervan is dat de rechtbank het beroep ongegrond zal verklaren. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het besluit van verweerder in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Bij zijn besluit om asielzoekers op grond van de Dublinverordening over te dragen aan een andere lidstaat van de Europese Unie mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat de autoriteiten van deze lidstaat asielzoekers behandelen in overeenstemming met internationale verplichtingen en de waarborgen die daaruit voortvloeien. Dit noemen we het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit geldt dus ook voor overdracht aan Polen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
6. Eiser stelt dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat Polen zich schuldig maakt aan het terugsturen van asielzoekers zonder dat zij voldoende in de gelegenheid zijn gesteld om in Polen asiel te vragen. Deze praktijk wordt aangeduid als ‘pushbacks’. Eiser verwijst naar een rapport van de Helsinki Foundation for Human Rights en een brief van de Speciale VN-rapporteur voor de mensenrechten van migranten. [3] Daarnaast stelt eiser dat asielzoekers in gesloten centra worden vastgehouden. Daar verblijven ze onder slechte omstandigheden en kunnen ze geen medische hulp krijgen. Hierbij verwijst eiser naar een Public Statement van Amnesty International en een artikel van de Duitse NGO Pro Asyl. [4] Ook eiser stelt dat hij eerder in Polen is vastgezet. Verder stelt eiser dat hij in Polen wordt gediscrimineerd, omdat hij behoort tot de Lezgierse gemeenschap. Tot slot zegt eiser dat hij is mishandeld door de Poolse autoriteiten, waarbij hij hoofdletsel heeft opgelopen. Hij heeft hiervan beelden gemaakt, maar deze zijn gewist van zijn telefoon.
7. Eiser heeft gewezen op de vragen van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch over het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het geval van Polen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) houdt vanwege die vragen de behandeling van zaken over de overdracht van asielzoekers aan Polen in hoger beroep aan. Eiser verzoekt ook de rechtbank om het beroep aan te houden.
8. Uit algemene bronnen is bekend dat in Polen pushbacks plaatsvinden. Hieruit blijkt dat Polen in zoverre niet zijn internationale en Europese verplichtingen ten opzichte van asielzoekers naleeft. Uit deze openbare bronnen volgt echter ook dat het asielzoekers aan de buitengrens van Polen zijn die hiervan slachtoffer worden. Dit rechtvaardigt op zich nog niet de conclusie dat de praktijk van pushbacks ook anderen treft, zoals vreemdelingen die op grond van de Dublinverordening aan Polen worden overgedragen. Eiser heeft door het claimakkoord uitdrukkelijke toestemming van de Poolse autoriteiten om naar Polen te komen. Met het claimakkoord hebben zij ook toegezegd om de asielaanvraag van eiser te behandelen. Eiser heeft op zijn beurt geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat de praktijk van pushbacks ook voor hem relevant is. Uit eisers verklaringen volgt wel dat hij eerder in Polen in de gelegenheid is gesteld om asiel te vragen. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan te nemen dat vanwege de pushbacks eiser niet aan Polen kan worden overgedragen.
9. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat asielzoekers systematisch in strijd met het recht worden vastgehouden. Hij heeft ook niet onderbouwd dat zijn gevangenhouding in Polen onrechtmatig is geweest, omdat hij niet heeft kunnen toelichten wat de reden is geweest dat hij is vastgezet. Het is op grond van de Europese asielregels in bepaalde situaties toegestaan dat vreemdelingen worden vastgezet. Er is dus ook in zoverre geen reden om aan te nemen dat Polen zich niet aan zijn verplichtingen tegenover asielzoekers houdt. Als eiser vindt dat zijn detentie onrechtmatig is geweest moet hij hierover klagen bij de Poolse autoriteiten. Dit geldt ook voor de gestelde mishandeling, het wissen van de gegevens van zijn telefoon en de problemen vanwege discriminatie. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet kan klagen of dat de Poolse autoriteiten hem niet willen of kunnen helpen. Zijn enkele toelichting dat hij geen vertrouwen heeft in de Poolse autoriteiten is hiervoor niet voldoende.
10. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de behandeling van de beroepen aan te houden in afwachting van de beantwoording van de vragen van de zittingsplaats ’s-Hertogenbosch.
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Polen. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen vergoeding van de door hem gemaakte kosten voor het voeren van de beroepsprocedure.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Helsinki Foundation for Human Rights: The
4.Amnesty International Public Statement, Poland: cruelty not compassion, at