ECLI:NL:RBDHA:2023:14733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
09/127360.22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van vrachtwagenchauffeur

Op 2 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1956, die op 29 januari 2022 in Ter Aar betrokken was bij een verkeersongeval waarbij een fietser om het leven kwam. De verdachte, een beroepschauffeur, bestuurde een trekker met oplegger en heeft de fietser niet gezien bij het oprijden van een rotonde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn ervaring en de omstandigheden van het ongeval, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere momenten de fietser had kunnen zien, maar dit niet heeft gedaan, mede door een vervuilde vooruitkijkspiegel. De officier van justitie had een taakstraf van 150 uren geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 200 uren op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lange staat van dienst als chauffeur en recente ingrijpende gebeurtenissen in zijn privéleven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van roekeloos rijgedrag, maar concludeerde dat zijn verkeersgedrag wel aanmerkelijk onvoorzichtig was, wat leidde tot het fatale ongeval.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/127360-22
Datum uitspraak: 2 oktober 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 18 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Roosma en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R. van Leusden naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2022 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Oostkanaalweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- heeft gereden terwijl het zicht naar voren en/of naar rechts (ernstig) werd belemmerd door een (aantal) accessoire(s) in de cabine en/of (vervolgens)
- heeft gereden terwijl door de (rechter) trottoirspiegel van voornoemd motorrijtuig niet de vereiste wettelijke zichtvelden op grondniveau werden weergegeven, immers ontbrak een smalle strook vlak langs de cabine en/of
- heeft gereden terwijl het zicht in de vooruitkijkspiegel belemmerd werd doordat deze (in ernstige mate) was vervuild en/of (vervolgens)
- bij het oprijden van de rotonde niet, althans niet tijdig en/of voldoende ervan heeft vergewist en/of blijven vergewissen dat de rotonde vrij van verkeer was, immers heeft hij een fietser die zich (op de rotonde) naast, althans rechts voor hem bevond, niet (tijdig) gezien, tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen die fietser is gebotst waardoor die fietser ten val is gekomen, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 januari 2022 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop als bestuurder
van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de Oostkanaalweg, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- heeft gereden terwijl het zicht naar voren en/of naar rechts (ernstig) werd belemmerd door een (aantal) accessoire(s) in de cabine en/of (vervolgens)
- heeft gereden terwijl door de (rechter) trottoirspiegel van voornoemd motorrijtuig niet de vereiste wettelijke zichtvelden op grondniveau werden weergegeven, immers ontbrak een smalle strook vlak langs de cabine en/of
- heeft gereden terwijl het zicht in de vooruitkijkspiegel belemmerd werd doordat deze (in ernstige mate) was vervuild en/of (vervolgens)
- bij het oprijden van de rotonde niet, althans niet tijdig en/of voldoende ervan heeft vergewist en/of blijven vergewissen dat de rotonde vrij van verkeer was, immers heeft hij een fietser die zich (op de rotonde) naast, althans rechts voor hem bevond, niet (tijdig) gezien, tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen die fietser is gebotst waardoor die fietser ten val is gekomen, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood en/of door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten vast, die overigens tussen partijen niet ter discussie hebben gestaan.
Op 29 januari 2022 heeft in Ter Aar een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij de verdachte en [slachtoffer] betrokken waren. De verdachte bestuurde een trekker met oplegger, [slachtoffer] was fietser. Bij het oprijden van de rotonde waar de Oostkanaalweg en de Kerkweg elkaar kruisen, is de verdachte met zijn trekker in botsing gekomen met [slachtoffer] en zijn fiets. [slachtoffer] is onder de trekker terecht gekomen en is als gevolg daarvan overleden.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of bewezen kan worden dat het verkeersongeval is te wijten aan de schuld van de verdachte, in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), zoals primair ten laste is gelegd.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde in de schuldcategorie aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde en zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummerreeks] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur, team verkeer (doorgenummerd pagina 1 t/m 71 en het apart genummerde proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse).
De rechtbank heeft hierna de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden:
1. Het verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, opgemaakt op 16 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 71, daarna apart genummerd p. 1 t/m 9, met bijlagen):
Wij, [naam brigadier] van Politie Eenheid Den Haag, senior forensische opsporing, en [naam hoofdagent] van Politie Eenheid Den Haag, generalist forensische opsporing in opleiding, beiden dienstdoende bij, Politie eenheid Den Haag - Dienst
Regionale Recherche - Forensische Opsporing - FO verkeer, verklaren het volgende.
Bij dit ongeval waren betrokken:
Een bedrijfsauto (Trekker/oplegger combinatie)
Een fiets
Het verkeersongeval vond plaats op de rotonde die een kruispunt vormde van de Provincialeweg N460, plaatselijk bekend als de Oostkanaalweg, de Kerkweg, Oostkanaalkade en de Aardammerbrug. Allen gelegen binnen de bebouwde kom van Ter Aar in de gemeente Nieuwkoop. Gezien in de rijrichting van de Oostkanaalweg (rijrichting betrokkenen) hield de hiervoor genoemde
fietssuggestiestrook op vlak voor de voetgangersoversteekplaats gelegen vlak voor de rotonde maar bleef de rijbaanbreedte gelijk. Na het einde van de fietssuggestiestrook was op de Aardammerbrug en op de rijbaan van de rotonde geen afzonderlijk gedeelte bestemd voor fietsers. De fietser diende daar de rijbaan te gebruiken.
Aan de rechterzijde van de voorbumper, ter hoogte van de koplamp van de Volvo werden sporen aangetroffen die kennelijk afkomstig waren van de achterband en het achterspatbord van de fiets. Op de bumper werden namelijk sporen aangetroffen waarin het profiel van de band van de fiets herkenbaar was. Daarboven, op het glas van de koplamp, werd een spoor aangetroffen die vermoedelijk afkomstig was van de achterzijde van het achterspatbord van de fiets.
Uit de hiervoor genoemde sporen was op te maken dat de fiets aan de achterzijde is aangereden door de rechtervoorzijde van de Volvo. Gezien het beeld van de sporen aan de voorzijde van de Volvo is de fiets ongeveer in rechtopstaande positie aangereden. Na de eerste confrontatie is de fiets gevallen, op de linkerzijde terecht gekomen en vervolgens door één of meer wielen van de Volvo overreden.
De fietser is onder de Volvo terecht gekomen.
Het is aannemelijk dat de fiets is aangereden kort voor de plaats waar de krassporen op het wegdek begonnen die afkomstig waren van de fiets. Dat is aan het einde van de Aardammerbrug en vlak voor de rotonde.
Voor het waarnemen van het slachtoffer op de Aardammerbrug tot en met de aanrijding was het zicht door de voorruit en het zicht in de vooruitkijkspiegel van de Volvo van belang. Uit onderzoek bleek dat de fietser vanaf circa 60 centimeter van de bumper tot en met de aanrijding met de bumper voor de bestuurder van de Volvo vermoedelijk niet zichtbaar is geweest door de voorruit. De fietser was dan wel zichtbaar geweest in de vooruitkijkspiegel van de Volvo. Verder bleek dat het spiegelglas van de vooruitkijkspiegel vervuild was waardoor het beeld in deze
spiegel niet helder was. Dit kan negatief van invloed zijn geweest op de waarneming van de fietser toen deze voor de Volvo uit reed tot circa 60 centimeter van de bumper.
2. Het proces-verbaal van verhoor van [naam getuige] , opgemaakt op 29 januari 2022, voor zover inhoudende (p. 24 en 25):
Vandaag 29 januari 2022 omstreeks 12.30 uur was ik thuis in de woonkamer. De woonkamer kijkt uit op de rotonde met de Kerkweg en de Oostkanaalweg
.Ik zag een man met fiets stilstaan op de Kerkweg, net over de brug en hij kwam vanuit de richting van Aardamseweg. Ik zag dat de man op het midden van de rijstrook stond. Ik zag dat hij stil stond voor een vrachtauto. Ik zag dat de vrachtwagen ietsje naar voren rolde. Ik zag ook dat de man op de fiets optrok maar dat ging niet heel erg vlot. Ik zag op enig moment dat de fietser viel. Dat was voor de vrachtauto. Ik zag dat de man van de fiets af viel. Ik zag de fiets naar rechts vallen en de man naar links op de rijbaan. Ik zag dat de man onder de vrachtwagen terecht kwam en dat de vrachtwagen door reed.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een akte van overlijden, opgemaakt op 31 januari 2022, voor zover inhoudende (p. 50):
Overledene: [slachtoffer]
Voornamen: [namen]
Plaats van geboorte: [geboorteplaats]
Dag van geboorte: [geboortedatum] 1949
Dag van overlijden: 29-01-2022
Uur en minuut van overlijden: 12.30
Plaats van overlijden: Nieuwkoop.
4. De eigen waarneming van de rechtbank van de beelden “Aardammerbrug van achter” en “Aardammerbrug voorkant”, voor zover inhoudende:
Om 12:30:05 komt de vrachtwagen die de verdachte bestuurt de rotonde aan de Oostkanaalweg oprijden vanaf de Oostkanaalweg. De vrachtwagen slaat op de rotonde linksaf en rijdt over de Aardammerbrug. Direct na de brug bevindt zich een andere rotonde aan de Westkanaalweg die de vrachtwagen oprijdt. Rond 12.30:48 uur rijdt [slachtoffer] op zijn fiets op de rotonde aan de Westkanaalweg. De vrachtwagen rijdt achter hem op de rotonde. [slachtoffer] slaat af richting de Aardammerbrug en de vrachtwagen volgt hem in dezelfde richting. [slachtoffer] rijdt op de Aardammerbrug een tiental meter voor de vrachtwagen. Vervolgens nadert zowel [slachtoffer] als de vrachtwagen, die achter hem rijdt, de rotonde aan de Oostkanaalweg. Nadat er auto’s zijn gepasseerd op de rotonde trekt de vrachtwagen op, waarna [slachtoffer] wordt aangereden door de vrachtwagen.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 september 2023, voor zover inhoudende:
Ik reed op 29 januari 2022 in mijn vrachtwagen. Ik heb hem helemaal niet gezien en ik heb niet gemerkt dat ik met mijn vrachtwagen tegen hem op botste. Het viel mij op dat het een aparte wegsituatie was, omdat het fietspad voor het zebrapad bij de rotonde ophield.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid.
De mate van schuld
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van roekeloos rijgedrag. Daarvoor is vereist dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Hiervan is niet gebleken. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dat onderdeel in de tenlastelegging.
Wel is de rechtbank van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat het ongeval aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 is te wijten. Tot dat oordeel is het volgende redengevend.
De verdachte is een beroepschauffeur die bekend was met de trekker met oplegger (hierna ook: vrachtwagen) die hij op 29 januari 2022 bestuurde. Het ging om een zwaar voertuig, wat maakt dat in geval van een ongeval een verhoogde kans bestaat op het toebrengen van ernstig letsel of erger bij een zwakkere verkeersdeelnemer. Hierom mag extra voorzichtigheid worden gevraagd van de bestuurder van een dergelijk voertuig, zeker wanneer daarmee wordt gereden binnen de bebouwde kom waar de weg gedeeld moet worden met zwakkere verkeersdeelnemers. Dat was het geval op de bewuste rotonde waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Fietsers en motorvoertuigen moeten daar dezelfde, smalle rijbaan delen. De verdachte had vlak voor het ongeval al een keer over die rotonde gereden en heeft ter zitting verklaard dat het hem was opgevallen dat het een aparte wegsituatie was omdat de fietsstrook vóór de rotonde ophield. De verdachte had zich er onder die omstandigheden extra van moeten vergewissen dat er zich geen (kwetsbare) verkeersdeelnemers rondom zijn vrachtwagen bevonden voordat hij de rotonde opreed.
De rechtbank leidt uit haar waarneming van de camerabeelden af dat de verdachte op meerdere momenten [slachtoffer] gezien moet kunnen hebben, toen deze voor de verdachte uit reed. Eerst op de rotonde aan de Westkanaalweg en vervolgens op de Aardammerbrug tot aan de rotonde op de Oostkanaalweg, had de verdachte hem kunnen en moeten opmerken. [slachtoffer] was al die tijd, tot vlak voor de plek van het ongeval, door de voorruit van de vrachtwagen zichtbaar voor de verdachte. Niet is gebleken dat toen sprake was van enige belemmering om [slachtoffer] waar te kunnen nemen. Op het moment dat de verdachte in zijn vrachtwagen optrok om vanaf de Aardammerbrug de rotonde aan de Oostkanaalweg op te rijden, stond [slachtoffer] met zijn fiets stil vlak voor de vrachtwagen en was hij, zoals blijkt uit de verkeersongevallenanalyse, niet waarneembaar door de voorruit van de vrachtwagen, maar wél in de vooruitkijkspiegel. De verdachte heeft [slachtoffer] op het moment dat hij de rotonde opreed echter niet gezien. Of de verdachte daadwerkelijk in zijn vooruitkijkspiegel heeft gekeken, kan de rechtbank niet vaststellen. Indien de verdachte wél in zijn vooruitkijkspiegel heeft gekeken maar [slachtoffer] daarin niet heeft gezien, zoals hij zelf ter zitting heeft verklaard, dan is van belang dat de vooruitkijkspiegel vervuild was en het zicht daardoor niet helder was. De verdachte heeft de kans om [slachtoffer] niet te kunnen waarnemen vergroot door te rijden met een vervuilde spiegel. Dit klemt te meer, omdat die vooruitkijkspiegel juist bedoeld is om te kunnen waarnemen wat zich vlak vóór de cabine afspeelt, omdat dat voor de bestuurder van de trekker niet op een andere manier waarneembaar is. De verdachte is in dat geval tekortgeschoten in wat van hem in de gegeven omstandigheden als voorzichtig en oplettend verkeersdeelnemer verwacht had mogen worden. Ook indien de verdachte níet door zijn vooruitkijkspiegel heeft gekeken, is hij daarin tekortgeschoten, gelet op de aard van de wegsituatie en in aanmerking genomen het belang van de vooruitkijkspiegel.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte [slachtoffer] op meerdere momenten, zowel op de rotonde aan de Westkanaalweg, als op de Aardammerbrug en tijdens het oprijden van de rotonde aan de Oostkanaalweg, gezien moet kunnen hebben, al dan niet met gebruikmaking van de vooruitkijkspiegel. Er was voldoende tijd en gelegenheid voor de verdachte om [slachtoffer] te zien. Aldus heeft de verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, onder de gegeven omstandigheden op meerdere momenten onvoldoende oog gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie, terwijl zijn hoedanigheid als bestuurder van een zwaar voertuig én de gevaarlijke indeling van de weg, in het bijzonder dat de fietsstrook bij de rotonde ophield, extra oplettendheid van hem vereisten.
De rechtbank acht niet bewezen dat de afstelling van de trottoirspiegel van de vrachtwagen van invloed is geweest op het ontstaan van het ongeval. Met deze spiegel kan immers naast de vrachtwagen worden gekeken, terwijl [slachtoffer] zich vóór de vrachtwagen bevond. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat de aanwezigheid van zichtbelemmerende accessoires in de cabine van de trekker heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Niet is gebleken dat het zicht van de verdachte op [slachtoffer] vanaf het moment dat hij op de rotonde aan de Westkanaalweg reed tot aan de rotonde op de Oostkanaalweg door de accessoires in de cabine werd belemmerd. En evenmin dat de accessoires in de cabine het zicht op [slachtoffer] hebben belemmerd toen de verdachte de rotonde aan de Oostkanaalweg opreed.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat het verkeersgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend kan worden beschouwd en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 29 januari 2022 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Oostkanaalweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- heeft gereden terwijl het zicht in de vooruitkijkspiegel belemmerd werd doordat deze was vervuild en vervolgens
- bij het oprijden van de rotonde
zichniet voldoende ervan heeft vergewist dat de rotonde vrij van verkeer was, immers heeft hij een fietser niet gezien,
ten gevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen die fietser is gebotst waardoor die fietser ten val is gekomen, waardoor een ander te weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop. De verdachte, een beroepschauffeur, heeft een fietser die vóór hem stond niet gezien toen hij met zijn vrachtwagen een rotonde opreed. De verdachte had het slachtoffer echter wel kunnen en moeten zien. De verdachte is vervolgens in botsing gekomen met het slachtoffer, die onder de vrachtwagen is gekomen en ten gevolge daarvan is overleden. Uit het onderzoek ter terechtzitting is duidelijk naar voren gekomen dat het overlijden van het slachtoffer een enorme en blijvende impact heeft op zijn nabestaanden. Aan hen is onherstelbaar leed toegebracht en zij zullen moeten leven met het verlies van hun dierbare. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij als beroepschauffeur en bestuurder van een zwaar voertuig onvoldoende oplettend is geweest en onvoldoende oog heeft gehad voor kwetsbare verkeersdeelnemers.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 5 september 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout en waarbij het slachtoffer is overleden, wordt als uitgangspunt een taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar genoemd. De rechtbank acht dit in beginsel een passend uitgangspunt, maar ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om in dit geval een lagere straf op te leggen.
De verdachte is ongeveer 45 jaar werkzaam geweest als internationaal vrachtwagenchauffeur en is al die tijd van onbesproken verkeersgedrag geweest. In de aanloop naar zijn pensioen heeft hij een ernstige verkeersfout gemaakt, met grote gevolgen. Gezien zijn staat van dienst kan worden gesproken van een eenmalig – vreselijk – incident. De verdachte is inmiddels niet meer werkzaam als vrachtwagenchauffeur. Hij heeft zich recent geconfronteerd gezien met ingrijpende gebeurtenissen in zijn privéleven, te weten het verlies van zijn broer en de ernstige ziekte van zijn echtgenote. De verdachte heeft ter terechtzitting oprecht berouw getoond en heeft bij herhaling zijn medeleven aan de nabestaanden van het slachtoffer betuigd. Deze omstandigheden, in samenhang bezien, geven de rechtbank aanleiding om een taakstraf van een kortere duur dan voormeld uitgangspunt op te leggen, zij het, gelet op de ernst van de gevolgen, niet van dusdanig korte duur als is gevorderd door de officier van justitie. Een ontzegging van de rijbevoegdheid acht de rechtbank daarnaast niet aangewezen. Enerzijds omdat de verdachte heeft verklaard dat hij zijn rijbewijs nodig heeft om zijn zieke echtgenote naar het ziekenhuis te kunnen vervoeren, maar vooral omdat niet kan worden gesteld dat de verdachte een gevaar vormt voor de verkeersveiligheid, mede in aanmerking genomen dat hij niet meer werkzaam is als vrachtwagenchauffeur en tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden gedurende vele jaren nooit een verkeersovertreding heeft begaan.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf voor de tijd van 200 uren passend en geboden en zal deze aan de verdachte opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
200 (tweehonderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (honderd) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. M. Rigter, rechter,
mr. D. van Dam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Klein, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 oktober 2023.