ECLI:NL:RBDHA:2023:14730
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring wegens voorzienbaarheid huisvestingsprobleem
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend, welke door verweerder op 24 juni 2022 was afgewezen. Verweerder stelde dat er sprake was van een huisvestingsprobleem dat kon worden voorkomen of was te voorzien. Eiser had zijn woning verkocht en was met de nieuwe eigenaar overeengekomen dat hij de woning nog zes maanden mocht huren. Dit leidde tot de conclusie dat de situatie van eiser niet voldeed aan de criteria voor een urgentieverklaring.
Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van zijn kinderen en dat de hardheidsclausule ten onrechte niet was toegepast. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt en dat het beleid van verweerder niet onredelijk was, gezien het grote aantal aanvragen en het beperkte aantal beschikbare woningen.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor de urgentieverklaring terecht was, omdat eiser in een situatie verkeerde die niet uitzonderlijk genoeg was om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat verweerder geen kosten hoefde te vergoeden die eiser had gemaakt voor deze procedure. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.