ECLI:NL:RBDHA:2023:14726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
22/8231
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de urgentieverklaring voor sociale huurwoning in het kader van de toeslagenaffaire

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die slachtoffer is geworden van de toeslagenaffaire, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, welke door verweerder was toegewezen. Echter, eiseres was het niet eens met het aan de urgentieverklaring verbonden zoekprofiel, dat was vastgesteld op basis van een éénpersoonshuishouden zonder kinderen. Eiseres stelde dat zij recht had op een zoekprofiel voor een woning met meerdere slaapkamers, zodat haar kinderen weer bij haar konden wonen. Ze betoogde dat haar woonprobleem was ontstaan door de toeslagenaffaire, die had geleid tot de uithuisplaatsing van haar kinderen.

De rechtbank overwoog dat verweerder beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt bij het toekennen van urgentieverklaringen en dat het bestreden besluit terughoudend moet worden getoetst. De rechtbank constateerde dat tussen partijen niet in geschil was dat eiseres en haar kinderen op het moment van de aanvraag geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden voerden. Dit betekende dat verweerder de beleidsregel correct had toegepast door uit te gaan van een éénpersoonshuishouden zonder kinderen. De rechtbank oordeelde dat het beleid van verweerder, dat de hardheidsclausule alleen in uitzonderlijke gevallen toepast, niet onredelijk was, gezien het tekort aan sociale huurwoningen en het aantal woningzoekenden in de regio Haaglanden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat verweerder de kosten van de procedure niet hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8231

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P.H.J. Körver),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.R. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring toegewezen.
Bij besluit van 10 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 13 juni 2023 middels een videoverbinding. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres geeft aan slachtoffer te zijn geworden van de toeslagenaffaire. Daarom heeft verweerder haar een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning verleend. Eiseres is het niet eens met het aan de urgentieverklaring verbonden zoekprofiel voor een woning met één slaapkamer.
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres meent dat zij in aanmerking komt voor een zoekprofiel voor een woning met meerdere slaapkamers, zodat haar kinderen weer bij haar kunnen komen wonen. Eiseres stelt dat haar woonprobleem is ontstaan op het moment dat zij slachtoffer werd van de toeslagenaffaire en dat haar kinderen door de toeslagenaffaire uit huis zijn geplaatst. Verweerder is daarom bij de vaststelling van de omvang van het huishouden van eiseres ten onrechte uitgegaan van het moment waarop zij de urgentieverklaring heeft aangevraagd. Verweerder had op dit punt de hardheidsclausule toe moeten passen. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder bij zijn bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat het restrictieve beleid van verweerder met betrekking tot urgentieverklaringen niet onredelijk is, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat beschikbaar is. [2]
Heeft verweerder het zoekprofiel juist vastgesteld?
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres en haar kinderen op het moment van de aanvraag geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden voerden en niet op hetzelfde woonadres stonden ingeschreven in de BRP. Dat betekent dat verweerder de beleidsregel juist heeft toegepast door bij de vaststelling van het zoekprofiel uit te gaan van een éénpersoonshuishouden zonder kinderen. [3]
Had verweerder de hardheidsclausule toe moeten passen?
5. Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen vanwege het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden. [4] Dat het zoekprofiel van de urgentieverklaring niet voorziet in een slaapkamer voor de kinderen van eiseres levert geen schrijnende situatie op, omdat niet is gebleken dat op dit moment sprake is van terugkeer van de kinderen. Verdere concrete feiten en omstandigheden die met zich brengen dat verweerder gehouden was een uitzondering op de beleidsregel te maken, zijn gesteld noch gebleken. De algemene stelling van eiseres dat zij slachtoffer is geworden van de toeslagenaffaire is hiervoor niet voldoende, omdat zij juist om die reden haar huidige woning heeft verkregen en dit op zich zelf dus geen woonprobleem oplevert.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eiseres heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (de Huisvestingsverordening) en/of artikel 4.1 van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (de Beleidsregel).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:628).
3.Zie artikel 1.2.1, eerste lid en artikel 3.1.1, derde lid, van de Beleidsregel.
4.Zie artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 4:1, eerste lid, van de Beleidsregel.