ECLI:NL:RBDHA:2023:14717

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.28314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van een Moldavische vreemdeling en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2023 uitspraak gedaan over de onrechtmatige bewaring van een Moldavische vreemdeling, eiseres, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiseres had op 8 september 2023 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat op 7 september 2023 was genomen, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Tijdens de zitting op 20 september 2023 werd eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. E.R. Weegenaar, en verweerder door mr. G.T. Cambier.

De rechtbank oordeelde dat eiseres recht had op een zitting om haar zaak te bepleiten, maar dat dit recht was geschonden. Dit kwam voort uit de omstandigheden rondom haar afstandsverklaring om niet ter zitting te worden gehoord, die volgens de rechtbank niet voldoende waarborgen bood. De rechtbank concludeerde dat de afstandsverklaring van eiseres niet op een juiste manier tot stand was gekomen, mede door haar psychische toestand en de wijze waarop de afstandsverklaring was verkregen. Hierdoor was de maatregel van bewaring onrechtmatig.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 20 september 2023, en veroordeelde de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.400 aan eiseres, alsook de proceskosten van € 1.674. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28314
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 7 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiseres heeft op 8 september 2023 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De zaak is op 20 september 2023 ter zitting aan de orde gesteld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 20 september 2023;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.400, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Moldavische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. Uit artikel 5 van het EVRM [2] vloeit voort dat eiseres het recht heeft om in persoon op een zitting gehoord te worden, indien de rechtbank de rechtmatigheid onderzoekt van de maatregel van bewaring. Dat is een fundamenteel recht. Mede vanwege dat fundamentele karakter, onderzoekt de rechtbank ambtshalve of dat recht is geëerbiedigd.
3. Op 19 september 2023, om 15:53 uur, is de rechtbank telefonisch benaderd door het Detentiecentrum Zeist, waar eiseres op dat moment verbleef. Aan de rechtbank werd daarbij meegedeeld dat eiseres vanwege haar psychische toestand acuut zou worden overgeplaatst naar het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht (CTP Veldzicht). In dat verband zou tevens worden nagegaan of zij afstand wilde doen van haar recht om ter zitting van 20 september 2023 te worden gehoord. Op diezelfde dag, om 16:29 uur, is door de rechtbank een door eiseres getekende - in het Nederlands opgestelde - afstandsverklaring ontvangen. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling [3] moet de rechtbank de mededeling dat een vreemdeling niet wenst te worden gehoord ambtshalve op juistheid onderzoeken.
4. Door de hierboven weergegeven situatie is bij de rechtbank de indruk ontstaan dat de afstandsverklaring van eiseres met name werd ingegeven door praktische overwegingen in het kader van haar plotselinge overplaatsing naar CTP Veldzicht en niet vanwege de door haar gevoelde wens om daadwerkelijk afstand te doen van haar recht ter zitting te worden gehoord. Deze indruk is door de toelichting van verweerder ter zitting niet weggenomen. Niet is duidelijk geworden of, en zo ja in hoeverre, eiseres over het doen van afstand van haar aanwezigheidsrecht is voorgelicht en of daarbij een tolk aanwezig was. Daarnaast is niet duidelijk geworden of eiseres, gelet op haar medische situatie, überhaupt in staat was om de strekking en de gevolgen van haar beslissing te overzien, en of verweerder zich er voldoende van heeft vergewist dat dit het geval was toen de afstandsverklaring ter ondertekening aan eiseres werd voorgelegd. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat de wijze waarop de afstandsverklaring tot stand is gekomen met onvoldoende waarborgen is omkleed. Daaruit kan dan ook niet worden geconcludeerd dat eiseres niet door de rechtbank wenst te worden gehoord. De rechtbank betrekt hierbij ook dat de gemachtigde van eiseres desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat hij niet wist dat eiseres afstand wilde doen van haar recht om ter zitting te worden gehoord en hij dus evenmin betrokken is geweest niet bij de totstandkoming van de afstandsverklaring. De rechtbank concludeert daarom dat het recht van eiseres om in persoon ter zitting over haar beroep tegen de maatregel te worden gehoord, is geschonden.
5. Dit gebrek is dermate ernstig dat het de maatregel onrechtmatig maakt. Gelet op het fundamentele karakter van het geschonden recht, is voor een belangenafweging geen plaats. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal daarom de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring gelasten.
6. Namens eiseres is aangevoerd dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat al op 7 september 2023 door de korpschef is verzocht om eiseres zo spoedig mogelijk op te nemen in een Justitiële inrichting. Hierbij is onder het kopje
Bijzonderheid betreffende de psychische of fysieke toestandopgenomen dat eiseres verward over komt. Daarnaast bevatten de verklaringen van eiseres tijdens het gehoor voorafgaand aan de maatregel diverse aanknopingspunten voor de conclusie dat zij op dat moment al te maken had met (ernstige) psychiatrische problematiek. Verweerder heeft daarom voorafgaand aan het opleggen van de maatregel onvoldoende onderzocht of eiseres detentiegeschikt was. Dat dit niet het geval was, wordt bevestigd door het feit dat zij op 19 september 2023 alsnog met spoed is overgeplaatst naar CTP Veldzicht. Dit is een zorgvuldigheidsgebrek. Door de medische situatie van eiseres niet kenbaar bij het opleggen van de maatregel te betrekken, heeft verweerder bovendien niet deugdelijk gemotiveerd waarom in het geval van eiseres niet met toepassing van een lichter middel dan inbewaringstelling kon - of moest - worden volstaan. Dat, zoals verweerder ter zitting heeft aangevoerd, eiseres zich in het detentiecentrum tot een arts heeft kunnen wenden, laat onverlet dat deze eerst ter zitting door verweerder gegeven motivering uit het oogpunt van kenbaarheid en toetsbaarheid uit de maatregel zelf dient te blijken.
7. Deze grond slaagt. Dat betekent dat de maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig is geweest.
8. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank, indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt, aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 14 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 14 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 1.400.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State; bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2003:AH9706.