ECLI:NL:RBDHA:2023:14696
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de opgelegde ov-boete wegens onterecht gebruik van het studentenreisproduct
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de opgelegde ov-boete van € 626,32 beoordeeld. Eiser had vanaf september 2021 geen recht meer op het studentenreisproduct, omdat hij niet langer ingeschreven stond bij een opleiding die recht geeft op studiefinanciering. Dit werd voldoende duidelijk gecommuniceerd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder in deze zaak. Eiser had eerder een reisvoorziening toegekend gekregen voor zijn opleiding aan de Hogeschool Rotterdam, maar na een wijziging in zijn inschrijving was hij niet meer gerechtigd tot het studentenreisproduct.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser stelde dat hij op basis van een eerdere brief van verweerder van 19 maart 2021 had aangenomen dat zijn reisrecht met 12 maanden was verlengd. De rechtbank oordeelt echter dat de communicatie van verweerder niet kan worden opgevat als een ondubbelzinnige toezegging en dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het tijdig stopzetten van zijn studentenreisproduct. De rechtbank concludeert dat eiser vanaf september 2021 geen recht meer had op het studentenreisproduct en dat hij de ov-boete terecht is opgelegd.
De rechtbank wijst ook het verzoek van eiser om een immateriële schadevergoeding af, omdat de redelijke termijn van twee jaar sinds de indiening van het bezwaarschrift niet is overschreden. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.