ECLI:NL:RBDHA:2023:14693
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de studieschuld in verband met studiefinanciering en studentenreisproduct
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2023, in de zaak tussen eiser en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van zijn studieschuld beoordeeld. Eiser, die zijn Hbo-opleiding tot leraar Basisonderwijs is gestart op 1 september 2019, heeft in de periode van september 2019 tot januari 2021 studiefinanciering ontvangen in de vorm van een studentenreisproduct. Eiser heeft zijn studentenreisproduct op 28 januari 2021 stopgezet, wat resulteerde in een studieschuld van € 1.666,26. Eiser is van mening dat de hoogte van deze schuld onterecht is, omdat hij door de coronamaatregelen niet heeft kunnen reizen met het studentenreisproduct.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser zich afmeldde en alleen de gemachtigde van verweerder aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat verweerder de hoogte van de studieschuld correct heeft vastgesteld. De ontvangen reisvoorziening wordt beschouwd als een prestatiebeurs, die kan worden omgezet in een gift bij het behalen van een diploma. Aangezien eiser zijn studie heeft stopgezet en nog geen diploma heeft behaald, blijft de lening terugbetaalbaar. De rechtbank wijst erop dat de hoogte van de prestatiebeurs niet afhankelijk is van het daadwerkelijk gebruik van het studentenreisproduct.
Verder concludeert de rechtbank dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Eiser heeft ervoor gekozen om zijn studentenreisproduct geactiveerd te houden, ondanks de coronamaatregelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen vergoeding van proceskosten ontvangt en het betaalde griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.