ECLI:NL:RBDHA:2023:14686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
NL23.24672 en NL23.24673
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Tunesische eiser met doofheid en beoordeling van discriminatie en risico op schending van artikel 3 EVRM

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 september 2023, met zaaknummers NL23.24672 en NL23.24673, wordt het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1995, heeft op 6 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 augustus 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening van de eiser. De eiser stelt dat hij in Tunesië gediscrimineerd wordt vanwege zijn doofheid, wat zijn mogelijkheden om te studeren en werk te vinden ernstig beperkt. De rechtbank overweegt dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder een van de uitzonderingscategorieën valt die Tunesië als veilig land van herkomst uitsluiten. De rechtbank concludeert dat de door de eiser ondervonden discriminatie niet leidt tot een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Tunesië, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.24672 en NL23.24673
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. de Jong).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft de Tunesische nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1995. Hij heeft op 6 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 25 augustus 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in Tunesië werd gediscrimineerd vanwege zijn doofheid. Het was niet mogelijk dan wel lastig om door te studeren en werk te vinden. De ouders van eiser kunnen hem niet onderhouden omdat zij inmiddels met pensioen zijn en hij heeft ook geen toegang tot sociale voorzieningen in Tunesië.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • u bent gediscrimineerd omdat u doof bent.
Verweerder heeft beide relevante elementen geloofwaardig geacht maar stelt zich op het standpunt dat eiser op basis van deze verklaringen niet aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. Allereerst overweegt verweerder dat Tunesië is aangemerkt als een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij onder een van de uitzonderingscategorieën valt of dat Tunesië ten aanzien van eiser zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Uit de verklaringen van eiser is ook niet gebleken dat de door hem ondervonden discriminatie een dusdanige ernstige beperking van bestaansmogelijkheden oplevert dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. [1] Zo is hij in het bezit gesteld van een Tunesisch paspoort, een Tunesisch schoolcertificaat en een Tunesische gehandicaptenkaart. Bovendien heeft eiser tot zijn zevende scholing gevolgd op een dovenschool. Dat eiser zeer beperkte mogelijkheden heeft om een vervolgstudie te volgen is betreurenswaardig maar leidt er niet toe dat eiser onmogelijk op sociaal en maatschappelijk niveau kan functioneren. Verder had eiser onderdak bij zij ouders en ondersteunde hij hen financieel door klusjes te doen. Bovendien volgt uit een artikel op de website van de NGO Inkyfada dat personen met een gehandicaptenkaart in Tunesië recht hebben op pensioen en bepaalde toeslagen. [2] Eiser heeft dus wel degelijk toegang tot sociale voorzieningen in Tunesië. Ook is niet gebleken dat eiser hulp heeft gezocht bij de Tunesische autoriteiten voor zijn problemen. Dat eiser eenmalig bij een organisatie is geweest voor dove mensen en dat hij heeft deelgenomen aan twee protesten maakt dit niet anders. Dat de Tunesische autoriteiten geen hulp willen of kunnen bieden is enkel gebaseerd op vermoedens van eiser. Er is daarom in het geval van eiser geen sprake van vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin en er bestaat voor eiser ook geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [3] bij terugkeer naar Tunesië.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Eiser stelt dat het ontbreken van de mogelijkheid om een vervolgstudie te volgen onvoldoende is meegewogen in de besluitvorming. Daarnaast is verweerder er ten onrechte vanuit gegaan dat hij een inkomen heeft gehad dat voldoende was om zichzelf te onderhouden. Het geld dat eiser verdiende met deze klusjes was niet genoeg om te spreken van een stabiel inkomen en moet eerder gezien worden als een kleine financiële bijdrage aan het huishouden van zijn ouders. Nu de ouders van eiser niet meer voor hem kunnen zorgen omdat zij inmiddels met pensioen zijn, heeft verweerder niet mogen concluderen dat eiser in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Verweerder had ook niet mogen concluderen dat eiser toegang heeft tot sociale voorzieningen in Tunesië. Eiser heeft nog niet de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en verweerder heeft niet onderbouwd waar de genoemde toeslagen uit bestaan, aan welke voorwaarden voldaan moet worden om aanspraak te kunnen maken op deze toeslagen en of deze toeslagen voldoende zijn om te voorzien in het levensonderhoud van eiser. Eiser heeft geen financiële steun ontvangen in het verleden, ook niet toen hij de gehandicaptenkaart nog wel had.
4.1.
Verder meent eiser dat op basis van de aangehaalde bronnen wel degelijk is aangetoond dat hij te maken heeft gekregen, of bij terugkeer krijgt, met ernstige repressie of schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Uit de door eiser overgelegde informatie blijkt dat er voor eiser barrières bestaan om op sociaal en maatschappelijk vlak te functioneren. [4] Er zijn zeer beperkte onderwijsmogelijkheden en openbare voorzieningen in Tunesië voor doven en personen met een handicap in het algemeen. [5] Ook is er bepaalde wetgeving van kracht met betrekking tot voogdij en toegang tot financiële instellingen van personen met een handicap die in strijd is met het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en bestaat er bij wetshandhavers en gerechtelijke ambtenaren een gebrek aan kennis over de rechten van personen met een handicap. [6] De Tunesische grondwet verbiedt discriminatie op basis van ras, geslacht, taal, sociale status of handicap en er is een wet aangenomen die voorschrijft dat minstens twee procent van de banen in de publieke en particuliere sector gereserveerd moet zijn voor personen met een handicap. Ondanks dat er een algemeen verbod op discriminatie geldt in Tunesië en er wetgeving is aangenomen om personen met een handicap te beschermen wordt hier niet of onvoldoende op gehandhaafd. [7] Personen met een handicap in Tunesië blijven hierdoor grotendeels afgezonderd van de maatschappij. [8]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen
stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem ondervonden problemen een dusdanig ernstige beperking van zijn bestaansmogelijkheid opleveren dat het voor eiser onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied in Tunesië te functioneren. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser voor zijn vertrek uit Tunesië naar school heeft kunnen gaan en een woonruimte had en daarnaast in het bezit is gesteld van een Tunesisch paspoort, een gehandicaptenkaart en een schoolcertificaat. Verweerder heeft ook mogen concluderen dat eiser op basis van de gehandicaptenkaart recht heeft op verschillende sociale voorzieningen. Dit blijkt namelijk niet alleen uit het artikel dat verweerder in het bestreden besluit heeft genoemd maar ook uit de informatie die eiser zelf heeft overgelegd. [9] Gevolgd wordt dat eiser geen vervolgstudie heeft kunnen volgen en dat hij zonder succes meerder malen heeft gesolliciteerd op betaalde banen. Toch is de rechtbank het met verweerder eens dat niet is gebleken dat eiser eerder heeft geprobeerd om de bescherming van de autoriteiten in te roepen vanwege zijn problemen. Dat eiser geen hulp of bescherming van de autoriteiten kan krijgen berust enkel op vermoedens van eiser en dat is onvoldoende. De rechtbank deelt het standpunt van eiser dat uit de overgelegde informatie blijkt dat dove mensen in Tunesië barrières kunnen ervaren op sociaal en maatschappelijk vlak, maar dit betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

6. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond.
7. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 3.36 van het Vreemdelingen Voorschrift (VV) en paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire (Vc).
2.Zie het artikel ‘Sourd·es en Tunisie, condamné·es en silence’ op de website van Inkyfada van 5 december 2017.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie het artikel ‘In Tunisia, sign Language leads to love and inclusion’ op de website van het VN Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van 21 juni 2023.
5.Zie de jaarlijkse mensenrechtenrapportage over Tunesië van de United States Department of State (USDOS) van 20 maart 2023.
6.Zie het gecombineerde tweede en derde periodieke verslag over Tunesië van het VN Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap van 17 april 2023.
7.Zie de jaarlijkse mensenrechtenrapportage over Tunesië van USDOS van 20 maart 2023.
8.Zie het artikel op de website van de Heinrich Böll Stiftung van 21 januari 2019.
9.Zie de jaarlijkse mensenrechtenrapportage over Tunesië van USDOS van 20 maart 2023, pagina 33.