In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2023, met zaaknummers NL23.23110 en NL23.23111, wordt het beroep van eiser, een homoseksuele man van Oezbeekse afkomst, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had op 21 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 augustus 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank beoordeelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser, die zich in een kwetsbare positie bevindt vanwege zijn seksuele geaardheid en de vervolging die hij in Oezbekistan heeft ondervonden.
Eiser heeft in zijn asielaanvraag verklaard dat hij in Oezbekistan een geheime relatie had met een man, die later is overleden na mishandeling door de autoriteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid en de problemen die hij daaruit ondervindt, ongeloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat eiser gedurende zijn verblijf in Europa, waar hij in Polen en Nederland heeft gewoond, geen asiel heeft aangevraagd, wat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verhaal. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn situatie in Oezbekistan en zijn contacten met de LHBTI-gemeenschap in Nederland.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om consistente en geloofwaardige verklaringen te geven over hun situatie en de risico's die zij lopen in hun land van herkomst.