ECLI:NL:RBDHA:2023:14674

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
C/09/640444 / FA RK 22-8901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor erkenning, gezag en omgangsregeling in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2023 een tussenbeschikking gegeven in een familierechtelijke procedure. De man, [naam01], heeft verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarige kind, [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2022. De moeder, [naam02], heeft geen toestemming gegeven voor de erkenning. De rechtbank heeft de belangen van de betrokkenen afgewogen en vastgesteld dat de man de verwekker is van de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat de erkenning door de man de belangen van de moeder niet schaadt en dat het in het belang van de minderjarige is dat haar afstamming juridisch wordt erkend. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de man om vervangende toestemming voor de erkenning toegewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank een voorlopige omgangsregeling vastgesteld. De man en de minderjarige zullen elke woensdag van 10:00 tot 13:00 uur omgang hebben in de woning van de moeder, en elke zondag van 10:00 tot 15:00 uur in de woning van de man. De rechtbank heeft de verzoeken met betrekking tot gezag en omgang aangehouden in afwachting van een hulpverleningstraject dat door beide partijen zal worden gevolgd. De rechtbank heeft de bijzondere curator in deze procedure als niet meer nodig beschouwd en de werkzaamheden beëindigd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de beslissing tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-8901
Zaaknummer: C/09/640444
Datum beschikking: 3 juli 2023

Vervangende toestemming erkenning, gezag en omgang

Beschikking op het op 23 december 2022 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de man,
wonende in [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
advocaat: mr. S. Tromp te Hoorn.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[naam02] ,

de moeder,
wonende in [woonplaats02] , gemeente [gemeente02] ,
advocaat: mr. B.S. van Haeften te Den Haag.

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ,

de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mr. [bijzondere curator01] ,
advocaat te [plaats01] ,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
 het verzoekschrift;
 het verslag van de bijzondere curator van 27 februari 2023;
 het bericht van 3 maart 2023 van de moeder;
 de aanvullende c.q. gewijzigde verzoeken van de man, binnen gekomen op 21 april 2023.
 het verweerschrift, tevens zelfstandige verzoeken, van de moeder, binnen gekomen op
31 mei 2023.
Op 7 juni 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
 de man, bijgestaan door zijn advocaat;
 de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
 de bijzondere curator;
 [medewerker RvdK01] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Zowel de advocaat van de man als de advocaat van de moeder hebben op de zitting pleitnotities overgelegd.

Feiten

 De man en de moeder hebben geen affectieve relatie met elkaar gehad.
 De minderjarige is niet erkend.
 De moeder heeft van rechtswege het eenhoofdig gezag over de minderjarige.
 De moeder geeft geen toestemming voor de erkenning door de man.
 De man, de moeder en de minderjarige hebben de Nederlandse nationaliteit.
 Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum01] 2023 is het verzoek van de man om een voorlopige omgangsregeling tussen hem en de minderjarige vast te stellen afgewezen.
 Bij beschikking van deze rechtbank van 8 februari 2023 is mr. [bijzondere curator01] benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarige ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) te vertegenwoordigen.

Verzoek en verweer

De man verzoekt, na wijziging:
 vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning van [minderjarige01] door de man;
 te bepalen dat de man wordt belast met het gezamenlijk gezag over [minderjarige01] ;
 te bepalen dat de man en [minderjarige01] contact met elkaar zullen hebben van maandag 07:30 uur tot woensdag 19:00 uur, waarbij de man [minderjarige01] op maandag bij de moeder zal ophalen en de moeder [minderjarige01] op woensdag bij de man zal ophalen;
 te bepalen dat de vakanties en feestdagen zoveel mogelijk bij helfte zullen worden verdeeld;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Verder heeft de moeder zelfstandig verzocht:

primair:ten aanzien van de erkenning, het gezag en de omgang een onderzoek te gelasten door de Raad voor de Kinderbescherming c.q. de zaak aan te houden en ouders door te verwijzen naar [organisatie01] ;

subsidiair:ten aanzien van de omgang een contactregeling vast te stellen waarbij [minderjarige01] twee halve dagen per week (4 uur) op donderdag en op zondag contact heeft met de man. De man dient [minderjarige01] op donderdag te halen en terug te brengen. Op de zondag haalt de man [minderjarige01] op en haalt de moeder [minderjarige01] bij de man op. Indien dit goed verloopt, wenst de moeder de regeling met een jaar uit te bouwen naar een contactmoment van een hele dag per week, te weten op de zondag, waarbij de man [minderjarige01] op de zondag haalt en de vrouw [minderjarige01] ophaalt. Vanaf het moment dat [minderjarige01] vier jaar is zal zij naar school gaan. Op dat moment zal, indien de omgang goed verloopt, toegewerkt kunnen worden naar een weekendregeling waarbij [minderjarige01] een keer in de veertien dagen van vrijdag na school tot zondag om 16:00 uur bij de man verblijft, waarbij de man [minderjarige01] op vrijdag ophaalt uit school en de vrouw [minderjarige01] op zondag ophaalt bij de man. Dit onder de voorwaarde dat de man beschikt over een geschikte woonruimte waarbij er een eigen slaapkamer voor [minderjarige01] beschikbaar is;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Vervangende toestemming erkenning
Artikel 1:204 lid 3 BW bepaalt het volgende. Als een man een kind wil erkennen, kan de toestemming van de moeder – bij een kind jonger dan 16 jaar – of die van het kind zelf – als het 12 jaar of ouder is – door toestemming van de rechtbank worden vervangen. Dit is mogelijk, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. Vervangende toestemming kan alleen worden gegeven als de man hetzij de verwekker van het kind is, hetzij de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
Tussen partijen staat vast dat de man de verwekker is van de minderjarige.
Voor de beantwoording van de vraag of de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige of de belangen van de minderjarige zal schaden, komt het aan op een afweging van de belangen van de betrokkenen. Hierbij dient als uitgangspunt te worden genomen dat zowel de man als de minderjarige er belang bij heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking.
Het belang van de man bij de totstandkoming van een familierechtelijke betrekking kan echter niet zo zwaar wegen dat de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige of de belangen van de minderjarige geschaad zouden worden in geval van erkenning van de minderjarige door de man. Van schade aan de belangen van een kind is sprake indien er ten gevolge van de erkenning voor haar reële risico’s zijn dat zij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
Gezien het voorgaande moet beoordeeld worden of erkenning door de man in het belang van de minderjarige is.
De bijzondere curator is van oordeel dat uit het onderzoek niet is gebleken dat met een erkenning de ongestoorde verhouding tussen de moeder en de minderjarige wordt geschaad. De bijzondere curator is ook van oordeel dat de ontwikkeling van de minderjarige niet in gedrang komt door de enkele erkenning door de man. Het belang van de minderjarige en de man om hun relatie rechtens te laten erkennen als een familierechtelijke betrekking dient volgens de bijzondere curator te prevaleren.
De rechtbank begrijpt dat het vertrouwen van de moeder in de man nog moet groeien, aangezien partijen nooit een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en elkaar niet echt kennen. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de stukken en uit dat wat op de zitting is besproken echter niet gebleken dat de erkenning van [minderjarige01] door de man de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige01] schaadt of dat [minderjarige01] wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het in het belang van [minderjarige01] is dat er ook juridische duidelijkheid komt over haar afstamming. Nu verder vaststaat dat de man de verwekker is van [minderjarige01] , zal de rechtbank het verzoek van de man om aan hem vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige01] te erkennen, toewijzen.
De rechtbank verzoekt de man om de akte van erkenning aan de rechtbank te versturen.
Eerst na het ontvangen van de akte van erkenning kan een (definitieve) beslissing op het verzoek tot gezamenlijk gezag worden gegeven.
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige01] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure daarom als beëindigd.
Gezag en omgang
Op de zitting is besproken dat het onderlinge vertrouwen en de communicatie tussen partijen nog verbetering nodig heeft. Dit is met name lastig voor partijen omdat zij nooit een affectieve relatie met elkaar hebben gehad. De moeder stelde daarom voor dat partijen een ouderschapsbemiddelingstraject zullen volgen, om het onderlinge vertrouwen en de communicatie te verbeteren.
De raadsvertegenwoordiger op zitting heeft aangegeven dat hij een ouderschapsbemiddelingstraject in dit geval niet passend acht, enerzijds omdat partijen nooit een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en daarom geen verleden hebben als partners en anderzijds vanwege de forse wachtlijsten. Hij heeft daarom geadviseerd dat ouders zich melden voor het hulpverleningstraject ‘Voor Ieder 1’ vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin (hierna: CJG). Beide partijen hebben er op de zitting mee ingestemd om dit hulpverleningstraject te zullen volgen. De moeder zal hiervoor een verwijzing verzoeken bij haar huisarts en zal de man informeren over de voortgang hieromtrent.
De rechtbank zal de verzoeken ten aanzien van het gezag en de omgang aanhouden tot de hierna vermelde pro forma datum in afwachting van de start, het verloop en de uitkomst van het hulpverleningstraject bij het CJG.
Partijen dienen uiterlijk veertien dagen vóór de pro forma datum (of eerder als het traject niet goed verloopt), met gelijktijdige kopie aan de andere advocaat, de rechtbank schriftelijk te informeren over de stand van zaken van het hulpverleningstraject en de gewenste voortgang van de procedure.
Gezien het tussen de ouders te volgen hulpverleningstraject ziet de rechtbank op dit moment geen meerwaarde in een raadsonderzoek en zal zij het zelfstandig verzoek van de moeder hieromtrent afwijzen.
Voorlopige omgangsregeling
Partijen zijn in onderling overleg een omgangsregeling overeengekomen waarbij [minderjarige01] en de man elke woensdag en zondag, van 10:00 tot 13:00 uur, omgang met elkaar hebben in de woning van de moeder. Gedurende deze omgangsmomenten gaat de man af en toe met [minderjarige01] naar buiten, zonder aanwezigheid van de moeder.
De man wenst ook omgangsmomenten te hebben met [minderjarige01] in zijn eigen woning, zodat zij aan zijn thuissituatie en omgeving kan wennen. Ook wil hij meer tijd met [minderjarige01] doorbrengen, zodat hun ouder-kind band verder kan groeien. De moeder wil liever, gezien de leeftijd van [minderjarige01] en haar gebrek aan vertrouwen in de man, dat de omgangsmomenten in haar woning blijven plaatsvinden.
De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige01] dat zij kan wennen aan de thuissituatie bij de man en dat zij iets meer tijd met de man kan doorbrengen. Daarom zal de rechtbank het omgangsmoment op de zondag uitbreiden.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank de volgende
voorlopigeomgangsregeling bepalen, waarbij [minderjarige01] als volgt bij de man zal verblijven:
 iedere woensdag, van 10:00 tot 13:00 uur, in de woning van de moeder. Het staat de man vrij om met [minderjarige01] naar buiten te gaan (zoals nu ook het geval is);
 iedere zondag, van 10:00 tot 15:00 uur, in de woning van de man, waarbij de man [minderjarige01] ophaalt bij de moeder en de moeder [minderjarige01] ophaalt bij de man.

Beslissing

De rechtbank:
verleent de man, [naam01] , geboren op [geboortedatum02] 1996 te [geboorteplaats02] (Eritrea), toestemming, die de toestemming van de moeder, [naam02] , geboren op [geboortedatum03] 1992 te [geboorteplaats03] (Dominicaanse Republiek), vervangt, tot erkenning van de minderjarige, [minderjarige01] , geboren op
[geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige01]
voorlopigomgang met de man zal hebben:
 iedere woensdag, van 10:00 tot 13:00 uur, in de woning van de moeder. Het staat de man vrij om buiten met [minderjarige01] te gaan wandelen (zoals nu ook het geval is);
 iedere zondag, van 10:00 tot 15:00 uur, in de woning van de man, waarbij de man [minderjarige01] ophaalt bij de moeder en de moeder [minderjarige01] ophaalt bij de man;
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van de beslissing tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning – uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de man uiterlijk op genoemde pro forma datum de akte van erkenning aan de rechtbank toestuurt;
houdt iedere verdere beslissing over
het gezag en de omgangaan
tot 1 december 2023 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, (kinder)rechter, bijgestaan door
mr. A.M. Lokhorst als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 3 juli 2023.